Op een van de warmste dagen (ze zijn trouwens allemaal warm) in New York was ik op de koffie bij Peter Trippi, kunsthistoricus en een van de conservatoren van de Alma Tadema-tentoonstelling die straks in het Fries Museum te zien is.
Toen ik hem daar destijds voor de krant over interviewde, had hij me al uitgenodigd om eens langs te komen.
Hij woont in een fantastisch appartement op Manhattan, heel noordelijk, zelfs vanuit de badkamer heb je een royaal uitzicht op de Hudson rivier en de wolkenkrabbers van midtown, vandaag een beetje stoffig zichtbaar in de verte.
,,Wil je er ook iets bij?'', zei Trippi vanuit de keuken, terwijl ik ademloos uit het raam stond te kijken. ,,Een stroopwafel misschien?''
Dat was meer dan ik had verwacht. Weliswaar schreef nu.nl onlangs dat dat ze in New York massaal op de stroopwafel overgaan, maar daar merk je hier in de vele trendy koffiewinkels niets van.
,,Heb ik in Nederland leren kennen'', legde Trippi uit, terwijl hij een nieuw doosje stroopwafels opentrok en ze allemaal in een kommetje op tafel zette. ,,Steeds als ik daar ben neem ik een voorraad mee hierheen.''
Hij nam er zelf ook een. ,,Hmm!'', zei hij, en keek erbij of hij er voor betaald werd om reclame te maken. ,,They are the best.''
En dat uit de mond van een gerenommeerd kunstkenner. Dan moet het wel zo zijn.
(Hij spoorde me aan om ze desnoods allemaal op te eten, maar ik hield het bij eentje. Ik kan me uitstekend gedragen, als het moet)