Als Gorbatsjov zin heeft in een borrel
Rum van Santa Theresa (sinds 1796) heb ik in Nederland nog nooit gezien, maar volgens het filmpje dat ze op de gelijknamige haciënda vertonen is het in Spanje, Italië en Frankrijk wel te krijgen.
Je kunt de stokerij bezichtigen vanuit een toeristentreintje dat over het terrein rijdt, terwijl je cubalibre drinkt uit een forse beker die je als souvenir mag houden. Op een bepaalde kruising moet je een hand op je hoofd leggen en een wens doen, die dan uitkomt, zeggen ze.
In een schuur liggen speciale vaten rum, 20.000 dollar per stuk, die van bedrijven en rijkaards zijn. Er is er bijvoorbeeld een van Shell Venezuela, verschillende zijn van banken (niet van Fortis), een is van Ruben Blades en er is zelfs een van Mikhail Gorbatsjov, die ik stiekem op de foto heb gezet. Hoe komt zo’n man daaraan, vraag je je af. En: als hij zin heeft in een rummetje uit zijn eigen vat, hoe krijgt hij dat in Moskou?
Hoe dan ook: neem er allemaal maar een op het nieuwe jaar, dan doen wij dat hier ook! Buen nuevo año!
woensdag 31 december 2008
Zwavel en modder
,,U moet het beter opsmeren’’, zei een mevrouw in bikini, die zich later als Martha voorstelde. Zelf zat ze van top tot teen onder de modder, egaal uitgesmeerd; het droogde grijs op in de zon. Mij lukte dat zo mooi niet: het klonterde en je zag overal blanke huid doorheen.
Misschien had ik niet de goede modder opgevist in Las Trincheras, het een-na-heetste bronnenbad ter wereld. (Het heetste is in Japan). Als het water net uit de berg komt kun je er in vier minuten een ei in koken. Dat is tweehonderd jaar geleden al ontdekt door Alexander von Humboldt, de naamgever van de universiteit van Berlijn, die hier drie jaar heeft rondgereisd.
Zo heet is het water niet meer als het in zwembaden bij het Centro Thermal loopt, maar het is nog steeds warm, als een te heet bad. Er hangen allerlei mensen in die baden, als leguanen op een rotsblok, in afwachting van het heilzaam effect. Ouderen die slecht ter been zijn en zich heel langzaam insmeren, ouders met een kind in een rolstoel, jonge meisjes met navelpiercings, jonge kinderen.
In een van die zwembaden moet je modder van de bodem rapen, die je in een bekertje doet en dan op je lijf smeert. Het ruikt een beetje naar zwavel. Sommige bezoekers hebben een zeef bij zich en soeplepels aan een lange steel. Je moet om je bekertje denken, want er scharrelen capucijneraapjes rond die die plastic bekers kennelijk erg leuk vinden.
Hadden anderen, zoals Martha, hun bekertjes vol mooi, zachte, grijze modder, als dikke verf, wat ik opviste was alleen maar grofkorrelig, een soort scrub. Martha zag hoe ik me daarmee insmeerde en bood het laatste restje uit haar beker aan voor mijn gezicht. Daarna stuurde ze me de zon in, om op te drogen.
,,Dan eerst met heet water afwassen en dan onder de koude douche’’, instrueerde ze. ,,Dat is therapeutisch.’’
Je kunt verderop bij een buis gaan zitten waar hete lucht uitkomt, die ook naar zwavel ruikt. Die adem je, liefst van onder een handdoek, krachtig in.
Of het ergens voor helpt weet ik niet, maar je voelt je na afloop grondig schoon en je gaat ervan gloeien. En nu ik dit schrijf ruik ik nog steeds naar zwavel.
zondag 28 december 2008
Jungle Bells
Dit is de Cerro Autana. Het lijkt een berg maar eigenlijk, dat weten de Piaroa-indianen, is het de stronk van de boom waaruit alle leven is voortgekomen. Hij staat in de staat Amazonas, het zuidelijkste stuk van Venezuela dat vooral uit jungle en rivier bestaat.
Je kunt er enkel over het water komen, over de brede, gele Orinoco en een paar kleinere stromen. Dat heb ik de afgelopen week gedaan, als enige Nederlander bij elf Venezolanen en een Argentijnse. Mijn Spaans gaat er met sprongen op vooruit.
Met hen heb ik kerst gevierd, op de oever in de jungle bij de berg, in het licht van zaklantaarns, terwijl we met door de reisleider meegebrachte rum de ene heilsdronk na de andere uitbrachten, op het geluk, op de gezondheid, op elkaars familie, op oude en nieuwe vrienden, op harmonie, op de wereldvrede – zoveel wensen, daar moet altijd een van uitkomen.
De Cerra Autana zie je vanaf de eerste dag opdoemen. Hij steekt hoog boven de bomen uit, maar omdat de rivieren zo kronkelen verdwijnt hij dan een hele tijd, om enorm veel groter weer op te doemen. Je kunt er niet op, want de berg is off-limits. Beschermd gebied, heilige plaats, veel te steil.
Dat is overigens niet erg, want na het beklimmen van een naburige, niet-heilige berg van zeshonderd meter, door drassig, vochtig, heet regenwoud, geloofde iedereen het wel. Behalve Guilder, een zwijgzame Piaroa met een machete, die op badslippers voor ons uitliep en er zo nog een berg achteraan had kunnen doen.
Af en toe griste hij een bonte kikker uit de dode bladeren op de grond, zodat we die op de foto konden zetten. Ergens halverwege wees hij op een tarantula, die doodkalm op het pad zat, als een bruine marmot met 10 lange poten.
Meer dieren: van passerende indianen kochten we una lapa, een groot knaagdier. Geen idee hoe het in het Nederlands heet. ,,Mickey Mouse, maar dan groter’’, legde een medereiziger me uit. Wat het ook is, je kunt het eten, en dat deden we die avond als kerstmaal. Het vlees is wit, smakelijk, maar een beetje droog.
Overigens schijn je tarantula ook te kunnen eten, maar daar hoorde ik niemand over.
Ook lekker
Iedereen is onderdeel van een voedselketen, maar de een soms wat meer dan de ander. Van alle reizigers was ik het lekkerst voor muskieten. De hele dag de lange broek aanhouden en van dat stinkspul op je benen en polsen smeren is geen garantie.
Dit is de Cerro Autana. Het lijkt een berg maar eigenlijk, dat weten de Piaroa-indianen, is het de stronk van de boom waaruit alle leven is voortgekomen. Hij staat in de staat Amazonas, het zuidelijkste stuk van Venezuela dat vooral uit jungle en rivier bestaat.
Je kunt er enkel over het water komen, over de brede, gele Orinoco en een paar kleinere stromen. Dat heb ik de afgelopen week gedaan, als enige Nederlander bij elf Venezolanen en een Argentijnse. Mijn Spaans gaat er met sprongen op vooruit.
Met hen heb ik kerst gevierd, op de oever in de jungle bij de berg, in het licht van zaklantaarns, terwijl we met door de reisleider meegebrachte rum de ene heilsdronk na de andere uitbrachten, op het geluk, op de gezondheid, op elkaars familie, op oude en nieuwe vrienden, op harmonie, op de wereldvrede – zoveel wensen, daar moet altijd een van uitkomen.
De Cerra Autana zie je vanaf de eerste dag opdoemen. Hij steekt hoog boven de bomen uit, maar omdat de rivieren zo kronkelen verdwijnt hij dan een hele tijd, om enorm veel groter weer op te doemen. Je kunt er niet op, want de berg is off-limits. Beschermd gebied, heilige plaats, veel te steil.
Dat is overigens niet erg, want na het beklimmen van een naburige, niet-heilige berg van zeshonderd meter, door drassig, vochtig, heet regenwoud, geloofde iedereen het wel. Behalve Guilder, een zwijgzame Piaroa met een machete, die op badslippers voor ons uitliep en er zo nog een berg achteraan had kunnen doen.
Af en toe griste hij een bonte kikker uit de dode bladeren op de grond, zodat we die op de foto konden zetten. Ergens halverwege wees hij op een tarantula, die doodkalm op het pad zat, als een bruine marmot met 10 lange poten.
Meer dieren: van passerende indianen kochten we una lapa, een groot knaagdier. Geen idee hoe het in het Nederlands heet. ,,Mickey Mouse, maar dan groter’’, legde een medereiziger me uit. Wat het ook is, je kunt het eten, en dat deden we die avond als kerstmaal. Het vlees is wit, smakelijk, maar een beetje droog.
Overigens schijn je tarantula ook te kunnen eten, maar daar hoorde ik niemand over.
Ook lekker
Iedereen is onderdeel van een voedselketen, maar de een soms wat meer dan de ander. Van alle reizigers was ik het lekkerst voor muskieten. De hele dag de lange broek aanhouden en van dat stinkspul op je benen en polsen smeren is geen garantie.
zondag 21 december 2008
Records in de Andes
Als er een eretitel Drukste Toeristenstadje Ter Wereld bestond, was Mérida, de stad in de Andes waar ik de afgelopen dagen was, een kanshebber. Het centrum is een toeristische koortsdroom, hoge, smalle stoepen met overal straatverkopers (oorbellen, wollen wanten en sjaals, poppen, marionetten, polsbandjes met Mérida erop, dingen met ledjes, van ijzerdraad gebogen mannetjes, beeldjes voor in de kerststal, handdoeken, sapjes, hapjes).
Achter hen, bij de gewone winkels, staat meestal iemand bij de ingang te schreeuwen om de mooie plasmaschermen of schoenen aan te bevelen.
Daartussendoor zijn straatartiesten die met kegels jongleren, of met brandende fakkels, en er zijn meisjes die je kind vrolijk opschminken. Zodra iemand ergens blijft staan, staat de hele stoep stil.
En als het nou nog een voetgangerszone was, maar dat concept is in Venezuela niet doorgedrongen. Dus er rijdt een constante stroom auto’s, taxi’s, brommers, motoren en bussen. Daarom zijn de stoepen denk ik zo hoog, anders gingen ze daar ook op rijden. Toeteren is erg populair, het klinkt of iedereen zich constant ergert aan de andere verkeersdeelnemers.
Drukste Toeristenstadje Ter Wereld, daar zou Mérida trots op zijn. Want ze hebben hier al een paar records. Zo staat er het eerste monument voor Bolívar van Venezuela (een te kleine buste op een te hoge pilaar), er is een cafe dat claimt het goedkoopste bier van het land te verkopen (niet geweest, je kon tegen de herrie leunen die eruit kwam) en je kunt normaal gesproken de bergen in met de langste kabelbaan ter wereld. Die is helaas voor onbepaalde tijd buiten gebruik, waarom vertellen ze niet, maar er is wel eens een ongeluk mee gebeurd.
En er is Heladeria Coromoto, de ijswinkel die in het Guinness Book of World Records staat. Ze hebben er meer dan achthonderd smaken, althans op een bord op de wand, met als laatste toevoeging ijs met Viagra. In de bakken waar je uit kunt kiezen liggen een stuk of zestig smaken klaar, wat ook niet gek is. Hoewel ze ook tomaat, roos, knoflook en peper bieden, kies ik veilig voor fresas en coco.
Als ik het grote wandbord met smaken probeer te kieken, komt de meester van een schoolklas naar me toe.
,,Wilt u van ons een foto maken?’’, vraagt de leraar. Dat wil ik best, maar ik vertel erbij dat ik weinig Spaans spreek.
Omdat ik door mijn Spaans steeds Italiaanse woorden gooi, vraagt de meester of ik dat dan soms spreek. ,,Beter dan Spaans’’, zeg ik. Zodat hij in het Italiaans verder gaat.
,,El professor is zo knap’’, hoor ik twee van zijn leerlingen tegen elkaar zetten. ,,Hij kan Spaans, Portugees, Braziliaans (!), Italiaans en Engels!’’
De knapste meester van het land, die hadden we ook nog niet. (Hij staat, met bril en kaal hoofd, achter de jongen met het groene shirt).
Als er een eretitel Drukste Toeristenstadje Ter Wereld bestond, was Mérida, de stad in de Andes waar ik de afgelopen dagen was, een kanshebber. Het centrum is een toeristische koortsdroom, hoge, smalle stoepen met overal straatverkopers (oorbellen, wollen wanten en sjaals, poppen, marionetten, polsbandjes met Mérida erop, dingen met ledjes, van ijzerdraad gebogen mannetjes, beeldjes voor in de kerststal, handdoeken, sapjes, hapjes).
Achter hen, bij de gewone winkels, staat meestal iemand bij de ingang te schreeuwen om de mooie plasmaschermen of schoenen aan te bevelen.
Daartussendoor zijn straatartiesten die met kegels jongleren, of met brandende fakkels, en er zijn meisjes die je kind vrolijk opschminken. Zodra iemand ergens blijft staan, staat de hele stoep stil.
En als het nou nog een voetgangerszone was, maar dat concept is in Venezuela niet doorgedrongen. Dus er rijdt een constante stroom auto’s, taxi’s, brommers, motoren en bussen. Daarom zijn de stoepen denk ik zo hoog, anders gingen ze daar ook op rijden. Toeteren is erg populair, het klinkt of iedereen zich constant ergert aan de andere verkeersdeelnemers.
Drukste Toeristenstadje Ter Wereld, daar zou Mérida trots op zijn. Want ze hebben hier al een paar records. Zo staat er het eerste monument voor Bolívar van Venezuela (een te kleine buste op een te hoge pilaar), er is een cafe dat claimt het goedkoopste bier van het land te verkopen (niet geweest, je kon tegen de herrie leunen die eruit kwam) en je kunt normaal gesproken de bergen in met de langste kabelbaan ter wereld. Die is helaas voor onbepaalde tijd buiten gebruik, waarom vertellen ze niet, maar er is wel eens een ongeluk mee gebeurd.
En er is Heladeria Coromoto, de ijswinkel die in het Guinness Book of World Records staat. Ze hebben er meer dan achthonderd smaken, althans op een bord op de wand, met als laatste toevoeging ijs met Viagra. In de bakken waar je uit kunt kiezen liggen een stuk of zestig smaken klaar, wat ook niet gek is. Hoewel ze ook tomaat, roos, knoflook en peper bieden, kies ik veilig voor fresas en coco.
Als ik het grote wandbord met smaken probeer te kieken, komt de meester van een schoolklas naar me toe.
,,Wilt u van ons een foto maken?’’, vraagt de leraar. Dat wil ik best, maar ik vertel erbij dat ik weinig Spaans spreek.
Omdat ik door mijn Spaans steeds Italiaanse woorden gooi, vraagt de meester of ik dat dan soms spreek. ,,Beter dan Spaans’’, zeg ik. Zodat hij in het Italiaans verder gaat.
,,El professor is zo knap’’, hoor ik twee van zijn leerlingen tegen elkaar zetten. ,,Hij kan Spaans, Portugees, Braziliaans (!), Italiaans en Engels!’’
De knapste meester van het land, die hadden we ook nog niet. (Hij staat, met bril en kaal hoofd, achter de jongen met het groene shirt).
Diesel! Si, diesel!
Niet alle benzinepompen willen Sjoerd diesel verkopen. Ze denken dat zijn Jetta op benzine gaat. Dus het is elke keer even onderhandelen en dan gaat het tanken ook nog niet makkelijk, want er staat enorm veel druk op, wat handig is voor vrachtauto’s maar hier de halve tank vol schuim zet.
Maar daar staat tegenover dat Sjoerd me vorige week elke keer met een glimlach van oor tot oor komt melden, dat hij zojuist voor 30 liter diesel iets minder dan een euro betaalde. Een biertje in de cafés hier is duurder dan een volle tank.
Niet alle benzinepompen willen Sjoerd diesel verkopen. Ze denken dat zijn Jetta op benzine gaat. Dus het is elke keer even onderhandelen en dan gaat het tanken ook nog niet makkelijk, want er staat enorm veel druk op, wat handig is voor vrachtauto’s maar hier de halve tank vol schuim zet.
Maar daar staat tegenover dat Sjoerd me vorige week elke keer met een glimlach van oor tot oor komt melden, dat hij zojuist voor 30 liter diesel iets minder dan een euro betaalde. Een biertje in de cafés hier is duurder dan een volle tank.
dinsdag 16 december 2008
Hola!
We remden bij een dorpje, omdat een veldje met bomen vol opgewonden mannen stond.
Troffen we dat even: er waren hanengevechten in een blauwgeverfde arena. Over een minuut of twintig kwam de laatste match. Bij een tafel in de hoek werden de hanen voorbereid, een zwarte en een witte, de witte was het populairst bij de gokkers.
Die voorbereiding is een plechtig ritueel, waarbij een man de haan (kaalgeplukt, op vleugels, kop en borst na) vasthoudt, terwijl de ander van alles doet. Haakjes vastplakken aan hun achterste teen, de poten inzwachtelen met plastic-achtig tape, smaller dan die waarmee ze buizen van gaskachels omwinden. Een veertje en een rode draad eromheen als versiering. Tenslotte natsponzen en net als een bokser een slokje water geven, van dezelfde spons.
Blijven die hanen er rustig onder (behalve als een veertje uit hun vleugel wordt getrokken om aan de poot te plakken), de omstanders zijn juist heel druk. Iedereen legt geld in zonder dat iemand iets opschrijft, maar het leek toch allemaal goed te komen. Sommigen geven hun geld (soms wel 50 Bolivar, ongeveer 15 euro) aan jongetjes, die zich door de massa dringen om in te leggen.
Sjoerd was aan de praat geraakt met een arts uit Cuba, die hier werkt, met een Argentijn en nog een Cubaan. Daar heeft Chavez voor gezorgd, betere gezondheidszorg op het platteland met geïmporteerde artsen. De Cubaan, die nog in Angola heeft gevochten, is een geliefde dokter die bier van iedereen krijgt. Wij kregen weer bier van hem.
Toen het begon, duwde hij me de arena in, terwijl hij tegen anderen schreeuwde. Zo kwam ik op een eersteklas plek om foto’s te maken. Dat deed ik, als een razende, het zweet stond me in de ogen. Het uitzinnige publiek riep Hola! riep als de zwarte haan (duidelijk zwakker) in zijn wanhoop toch in de aanval ging. De witte, wiens kop al snel niet meer smetteloos was, was sterker en agressiever.
De acties gaan heel snel, ze fladderen en springen en ze houden uit zichzelf kennelijk niet op met vechten. Steeds als de witte de zwarte weer tegen de grond had gewerkt dacht ik dat het uit zou zijn. Juist toen ik veronderstelde dat er eerst een dode moest vallen hield het op. De scheidsrechter hield de witte haan als winnaar omhoog.
Het was prachtig, zeiden we tegen de Cubaanse arts, die voor Sjoerd een bierkrat had gehaald, zodat ook die goed zicht op de zaak had. We dronken nog een biertje met hem, terwijl hij ons aan minstens vijf slanke vrouwen voorstelde die allemaal bij hem, of bij zijn collega’s leken te horen. Het is vast wreed en slecht allemaal, maar Hola! wat een opwinding.
We remden bij een dorpje, omdat een veldje met bomen vol opgewonden mannen stond.
Troffen we dat even: er waren hanengevechten in een blauwgeverfde arena. Over een minuut of twintig kwam de laatste match. Bij een tafel in de hoek werden de hanen voorbereid, een zwarte en een witte, de witte was het populairst bij de gokkers.
Die voorbereiding is een plechtig ritueel, waarbij een man de haan (kaalgeplukt, op vleugels, kop en borst na) vasthoudt, terwijl de ander van alles doet. Haakjes vastplakken aan hun achterste teen, de poten inzwachtelen met plastic-achtig tape, smaller dan die waarmee ze buizen van gaskachels omwinden. Een veertje en een rode draad eromheen als versiering. Tenslotte natsponzen en net als een bokser een slokje water geven, van dezelfde spons.
Blijven die hanen er rustig onder (behalve als een veertje uit hun vleugel wordt getrokken om aan de poot te plakken), de omstanders zijn juist heel druk. Iedereen legt geld in zonder dat iemand iets opschrijft, maar het leek toch allemaal goed te komen. Sommigen geven hun geld (soms wel 50 Bolivar, ongeveer 15 euro) aan jongetjes, die zich door de massa dringen om in te leggen.
Sjoerd was aan de praat geraakt met een arts uit Cuba, die hier werkt, met een Argentijn en nog een Cubaan. Daar heeft Chavez voor gezorgd, betere gezondheidszorg op het platteland met geïmporteerde artsen. De Cubaan, die nog in Angola heeft gevochten, is een geliefde dokter die bier van iedereen krijgt. Wij kregen weer bier van hem.
Toen het begon, duwde hij me de arena in, terwijl hij tegen anderen schreeuwde. Zo kwam ik op een eersteklas plek om foto’s te maken. Dat deed ik, als een razende, het zweet stond me in de ogen. Het uitzinnige publiek riep Hola! riep als de zwarte haan (duidelijk zwakker) in zijn wanhoop toch in de aanval ging. De witte, wiens kop al snel niet meer smetteloos was, was sterker en agressiever.
De acties gaan heel snel, ze fladderen en springen en ze houden uit zichzelf kennelijk niet op met vechten. Steeds als de witte de zwarte weer tegen de grond had gewerkt dacht ik dat het uit zou zijn. Juist toen ik veronderstelde dat er eerst een dode moest vallen hield het op. De scheidsrechter hield de witte haan als winnaar omhoog.
Het was prachtig, zeiden we tegen de Cubaanse arts, die voor Sjoerd een bierkrat had gehaald, zodat ook die goed zicht op de zaak had. We dronken nog een biertje met hem, terwijl hij ons aan minstens vijf slanke vrouwen voorstelde die allemaal bij hem, of bij zijn collega’s leken te horen. Het is vast wreed en slecht allemaal, maar Hola! wat een opwinding.
maandag 15 december 2008
Hallelujah!
In 1652 zag indianenopperhoofd Coromoto de maagd Maria. Dat wil zeggen, hij zag een vrouw in stralend licht, kind op de arm, over het water lopen. Ze zei tegen hem dat hij zich moest laten natspetteren door de blanken – de rest van zijn stam ook – en dat ze allemaal voor de blanken moesten gaan werken.
Coromoto was niet in een keer om. Maar die stralende vrouw was vasthoudend en verscheen nog een paar keer, mevrouw Coromoto zag haar ook. Zo kwam het er toch van, alles gedoopt, alles aan het werk op de plantage van een Spanjaard die Sanchez heette.
Toch vertrouwde Coromoto het zaakje niet. Hij had zich als enige niet laten dopen en op een dag hield hij ook op met het werken en ging naar huis. Drie keer raden wie daar weer aan hem verscheen: Maria! Een en al licht. Donder op spook, zei Coromoto, of woorden van gelijke strekking, en greep naar zijn pijl en boog.
Dat lukte zo snel niet, dus hij pakte het lichtende wezen beet, dat onder zijn aanraking verdween. Wel kwam er licht uit zijn vuist. Dat bleek een heel klein stukje berkenstam te zijn, met de beeltenis van Maria erop. De volgende dag werd Coromoto gebeten door een slang, en op het laatste nippertje toch nog gedoopt.
Dat was dus een mirakel, goede katholieken geloven zulke dingen, en voor wie er niet aan wil: het stukje berk is er nog steeds. Eerst lag het in een kerk in Guanare, het dichtstbijzijnde stadje, maar er is een enorme betonnen kerk gebouwd op de plek waar het gebeurde, midden in het niets.
Het is van buiten een wanstaltig ding, dat eruit ziet of het nog niet klaar is. Dat is het wel want de paus wijdde dit heiligdom in 1996 in. Van binnen is het mooier: een grote open ruimte met heel veel glas in lood. Het is een bedevaartsoord, al waren er zaterdagochtend geen pelgrims, enkel wat bedelende kinderen.
Achter het altaar kun je het stukje berk zien, hooguit 4 vierkante centimeter, met de afbeelding erop. Ze hebben hem denk ik een beetje bijgekleurd. Het is wat een zoekplaatje, maar er is een madonna met kind in te zien. Foto’s maken is verboden, maar in de kerk verbieden ze wel meer dingen die mensen toch doen.
Klompen voor shit
Los Llanos (janos moet je zeggen) is het gebied middenin Venezuela, tussen de bergen in het westen en het oerwoud in het oosten. De Llanos zijn ruim en plat en altijd groen en er trekken Llaneros rond, de cowboys van dit land, als in een minder dor Texas.
Vrijdagochtend pakten we spul bij elkaar voor een rondreis door los Llanos. Sjoerd had zijn tas al dichtgeritst toen hij er ineens aan dacht om klompjes mee te nemen. Kleine souvenierdingen, waar hij hier een doos vol van heeft staan om weg te geven.
,,Voor als we in de shit zitten’’, legde hij uit, terwijl hij er een stuk of tien in zijn tas gooide.
Los Llanos (janos moet je zeggen) is het gebied middenin Venezuela, tussen de bergen in het westen en het oerwoud in het oosten. De Llanos zijn ruim en plat en altijd groen en er trekken Llaneros rond, de cowboys van dit land, als in een minder dor Texas.
Vrijdagochtend pakten we spul bij elkaar voor een rondreis door los Llanos. Sjoerd had zijn tas al dichtgeritst toen hij er ineens aan dacht om klompjes mee te nemen. Kleine souvenierdingen, waar hij hier een doos vol van heeft staan om weg te geven.
,,Voor als we in de shit zitten’’, legde hij uit, terwijl hij er een stuk of tien in zijn tas gooide.
vrijdag 12 december 2008
Santa Claus around the world
,,Ik heb meer op met thanksgiving’’, zei Brian Allen, het hoofd van de Britse school in Caracas, terwijl hij mij een hand gaf.
Of mij – eigenlijk gaf hij Sinterklaas een hand. Ik had me thuis als Sint omgekleed en was zo door Sjoerd naar de school gereden, een kleine Britse enclave met driehonderd leerlingen.
Die school heeft een halfrond oprijlaantje, waar enorme 4WD’s stoppen met geblindeerde ramen (de mode hier in Caracas). De schoolportier opent het portier en er rolt dan een heel klein kind uit met een rode of witte polo (het schooluniform) en een rugzakje.
Een auto waar een volwassen vent met een spierwitte baard, een onderjurk en een rode mantel uitstapt is dan een verrassing. Passanten bleven staan op de stoep, de portier riep om cadeautjes en kinderen gaven, een beetje bleu, een handje. Sinterklaas, toch even in Venezuela, zou onderdeel zijn van ‘Santa Claus around the world’, een toneelstukje met leerlingen en juf Kate Wilson.
Het around the world gedeelte kwam op mij neer, en op Philip, een Australische jongen die vertelde dat ze down under een shrimp op de barbie gooien en dat soort jargon. Juf Kate had op internet en via haar kleinkinderen in Amsterdam wat uitgezocht over de Sint, zodat ik had moeten vertellen dat in Nederland kinderen hun klompen bij de schoorsteen zetten en dat Zwarte Piet bij stoute kinderen de cadeau’s vervangt door brokken steenkool.
,,Zo is het niet helemaal’’, zei ik tegen juf Kate.
,,Tell it like you want it’’, glimlachte ze.
Dus ik zei wat over stoomboten, schoorstenen en Zwarte Pieten. Een jongetje van een jaar of zes met een zwartgemaakt koppie en een pietenpruik sprong intussen druk om me heen.
,,Ik heb al een leraar gespeeld, en twee keer een Romein’’, had hij me van tevoren toevertrouwd, ,,maar ik heb nog altijd vlinders in mijn buik.’’ Een professional dus.
Ouders namen foto’s, de scholieren waren vooral stil. Dat is de schok van het onbekende, Sinterklaas is eng als je hem niet gewend bent. Als cultureel erfgoed is hij nauwelijks te exporteren. Na dit around the world gedoe kwam een leerling op als Santa Claus, een saaie dikzak die ho ho ho zegt. Daar reageerden de kleintjes enthousiaster op.
,,Vond je het aardig?’’, vroeg ik aan principal Brian Allen, toen ik in vol ornaat de school weer uitliep.
,,I still prefer thanksgiving’’, zei hij.
,,Dan had er de hele tijd een dode kalkoen op het toneel gelegen’’, berispte de Sint.
,,Heerlijk rustig’’, zei Allen.
woensdag 10 december 2008
De pantoffels van Simón Bolívar
Dit zijn de sloffen van Simón Bolívar, hier in Venezuela ook El Libertador genoemd, al werd hij het eind van zijn leven het land uit geschopt en stierf hij depressief en gefrustreerd. Op zijn sterfbed voorspelde hij nog dat het land dat hij door de ene slag na de andere tegen de Spanjaarden te leiden onafhankelijk had gemaakt, een toekomst tegemoet zou gaan van allerlei dictators.
Ik heb ze gekiekt in het museum dat aan zijn geschiedenis gewijd is, met mijn telefoon. Niet omdat mijn fototoestel gejat is, al was ik daar na alle verhalen wel een beetje bang voor, maar omdat je het bij de balie van het museumpje moest inleveren.
Het is pal naast het geboortehuis van Bolívar, dat een met oud meubilair gevuld koloniaal huis is, alle kamers komen uit op de binnentuin. Op de muren staan enorme schilderijen - pas rond 1910 gemaakt, dus zowat een eeuw later - met Grote Momenten uit Bolívars leven. Onderstaande 'Apoteosis' maakte ik wel met mijn camera, al wachtte ik tot iedereen weg was.
Zo is er een, waarbij hij bij het sterfbed van zijn vrouw staat, met de vuist tegen de kin. Alsof hij denkt: wat zal ik nu eens gaan doen. Daarna is hij de politiek en de vrijheidsstrijd in gegaan.
Je moet je naam invullen in een groot gastenboek met een nummer erachter, althans, dat hadden alle bezoekers voor mij gedaan. Ik mocht volstaan met turista, van het meisje dat de hele dag het gastenboek bewaakt. Op de pagina's ervoor stonden geen andere turistas.
Bolívar was maar een klein opdondertje van 1.52, leerde ik in het museum ernaast, maar hij zag er volgens tijdgenoten wel goed uit, verschillende getuigenissen waren op de muur geschilderd. Zo had hij los ojos negros, vivos y penetrantes en los dientes blancos, uniformes y bellisimos.
In het museum word je niet veel wijzer, maar ze hebben wel leuke rommeltjes. Zijn badkuip en scheermes, bijvoorbeeld, een omslagdoek van zijn vrouw en de draagkoets van zijn moeder. Ook hier plaatjes op de muren, meer stripachtige, waardoor Bolivar met die bakkebaarden en die ernstige frons aan stripheld Corto Maltese doet denken, maar zonder pet. Nou ja, een beetje tenminste.
Dit zijn de sloffen van Simón Bolívar, hier in Venezuela ook El Libertador genoemd, al werd hij het eind van zijn leven het land uit geschopt en stierf hij depressief en gefrustreerd. Op zijn sterfbed voorspelde hij nog dat het land dat hij door de ene slag na de andere tegen de Spanjaarden te leiden onafhankelijk had gemaakt, een toekomst tegemoet zou gaan van allerlei dictators.
Ik heb ze gekiekt in het museum dat aan zijn geschiedenis gewijd is, met mijn telefoon. Niet omdat mijn fototoestel gejat is, al was ik daar na alle verhalen wel een beetje bang voor, maar omdat je het bij de balie van het museumpje moest inleveren.
Het is pal naast het geboortehuis van Bolívar, dat een met oud meubilair gevuld koloniaal huis is, alle kamers komen uit op de binnentuin. Op de muren staan enorme schilderijen - pas rond 1910 gemaakt, dus zowat een eeuw later - met Grote Momenten uit Bolívars leven. Onderstaande 'Apoteosis' maakte ik wel met mijn camera, al wachtte ik tot iedereen weg was.
Zo is er een, waarbij hij bij het sterfbed van zijn vrouw staat, met de vuist tegen de kin. Alsof hij denkt: wat zal ik nu eens gaan doen. Daarna is hij de politiek en de vrijheidsstrijd in gegaan.
Je moet je naam invullen in een groot gastenboek met een nummer erachter, althans, dat hadden alle bezoekers voor mij gedaan. Ik mocht volstaan met turista, van het meisje dat de hele dag het gastenboek bewaakt. Op de pagina's ervoor stonden geen andere turistas.
Bolívar was maar een klein opdondertje van 1.52, leerde ik in het museum ernaast, maar hij zag er volgens tijdgenoten wel goed uit, verschillende getuigenissen waren op de muur geschilderd. Zo had hij los ojos negros, vivos y penetrantes en los dientes blancos, uniformes y bellisimos.
In het museum word je niet veel wijzer, maar ze hebben wel leuke rommeltjes. Zijn badkuip en scheermes, bijvoorbeeld, een omslagdoek van zijn vrouw en de draagkoets van zijn moeder. Ook hier plaatjes op de muren, meer stripachtige, waardoor Bolivar met die bakkebaarden en die ernstige frons aan stripheld Corto Maltese doet denken, maar zonder pet. Nou ja, een beetje tenminste.
dinsdag 9 december 2008
Paranoia
Sjoerd had me van het vliegveld opgehaald met Brian, de student die mijn zwarte piet zou zijn. Brian spreekt Engels, al is het niet altijd makkelijk om een grapje tegen hem te maken.
Onderweg over de grote verkeersader dwars door Caracas – als verkeersdeelnemer hoor je daar te mopperen over El Cola, de file, die er altijd is – drukte Brian het slotknopje van de passagiersdeur in. ,,Is better’’, zei hij.
Ik was toch al op mijn hoede, want over Caracas hoor je de raarste dingen. Frank Brouwer op Ameland had me twee dagen eerder verteld dat zijn ouders er eens waren, en ze bij aankomst op het vliegveld zagen hoe een man vanuit een rijdende auto bij zijn rugzak was gegrepen en meegesleurd, net zolang tot de rugzak los was.
,,Wat moeten ze stelen dan?’’, zei Sjoerd. ,,En waar moeten ze zo snel heen?’’ Dat kon Brian zo niet zeggen. ,,Is better’’, herhaalde hij. Misschien waren het de motors en scooters, die voortdurend handig door el cola heenglipten.
Sjoerd had zelf ook zo’n anekdote: een paar weken geleden was de Argentijnse marine-attache hier aangekomen. ,,Hij had een rolex om, want bij de Argentijnse marine verdienen ze blijkbaar meer dan bij die van ons.’’ Hij werd opgehaald met een auto met diplomatiek nummerbord. Die werd even later klem gereden door twee motoren, de Argentijn kreeg een pistool tegen zijn hoofd en moest zijn rolex afstaan.
,,A visit to the capital is inevitably tinged with fear’’, zegt de Lonely Planet. Dat zijn altijd nogal bangmaakgidsen, al zeggen ze verderop dat al die verhalen de paranoïde atmosfeer van de stad versterken, maar je je niet moet laten tegenhouden om de stad te verkennen. Dat ga ik straks doen en mijn fototoestel gaat mee, voor het geboortehuis van Simon Bolívar.
(De lieflijke lichtjes op de foto zijn van de wijk Petara, de grootste barrio van Latijns-Amerika, waar elk weekeinde doden vallen).
Sjoerd had me van het vliegveld opgehaald met Brian, de student die mijn zwarte piet zou zijn. Brian spreekt Engels, al is het niet altijd makkelijk om een grapje tegen hem te maken.
Onderweg over de grote verkeersader dwars door Caracas – als verkeersdeelnemer hoor je daar te mopperen over El Cola, de file, die er altijd is – drukte Brian het slotknopje van de passagiersdeur in. ,,Is better’’, zei hij.
Ik was toch al op mijn hoede, want over Caracas hoor je de raarste dingen. Frank Brouwer op Ameland had me twee dagen eerder verteld dat zijn ouders er eens waren, en ze bij aankomst op het vliegveld zagen hoe een man vanuit een rijdende auto bij zijn rugzak was gegrepen en meegesleurd, net zolang tot de rugzak los was.
,,Wat moeten ze stelen dan?’’, zei Sjoerd. ,,En waar moeten ze zo snel heen?’’ Dat kon Brian zo niet zeggen. ,,Is better’’, herhaalde hij. Misschien waren het de motors en scooters, die voortdurend handig door el cola heenglipten.
Sjoerd had zelf ook zo’n anekdote: een paar weken geleden was de Argentijnse marine-attache hier aangekomen. ,,Hij had een rolex om, want bij de Argentijnse marine verdienen ze blijkbaar meer dan bij die van ons.’’ Hij werd opgehaald met een auto met diplomatiek nummerbord. Die werd even later klem gereden door twee motoren, de Argentijn kreeg een pistool tegen zijn hoofd en moest zijn rolex afstaan.
,,A visit to the capital is inevitably tinged with fear’’, zegt de Lonely Planet. Dat zijn altijd nogal bangmaakgidsen, al zeggen ze verderop dat al die verhalen de paranoïde atmosfeer van de stad versterken, maar je je niet moet laten tegenhouden om de stad te verkennen. Dat ga ik straks doen en mijn fototoestel gaat mee, voor het geboortehuis van Simon Bolívar.
(De lieflijke lichtjes op de foto zijn van de wijk Petara, de grootste barrio van Latijns-Amerika, waar elk weekeinde doden vallen).
maandag 8 december 2008
PSV
Als caraqueños in het weekeind geen zin hebben om naar het strand te gaan, gaan ze naar Colonio Tovar, een soort Zaanse Schans in de bergen. Het is een nederzetting van halverwege de negentiende eeuw, waar de Italiaanse avonturier (oud-soldaat van Napoleon, casinobaas in Constantinopel, piraat, cartograaf) Agustin Cadozzi een groep Duitsers uit het Zwarte Woud heenbracht.
Ze mochten alleen met elkaar trouwen, pas in 1963 kwam er een verharde weg naartoe, zodat ze er prat op gaan dat het Duitse karakter er vrij intact is.
Dat is onzin. Ja, je kunt worst bestellen in de restaurants, serveersters dragen dirndl-kostuums en hotels en winkels heten ‘Hamburg’ of ‘Berlin’ en de huizen hebben van die vakwerk-vakjes. Maar Duits hoor je er niet, het vakwerk is gewoon geschilderd, Peruaanse fluitisten blazen op straat liedjes van Abba begeleid door een geluidsband. Er is is weinig meer vertier dan van het ene winkeltje met bonte sjaals, handschoenen, poppen en snoep naar het andere slenteren.
Een winkel verkocht stickers van sportclubs. Voetbal is in dit land geen groot ding, beisbol wel. Toch viel tussen de stickers een van PSV op, we wezen het Brian, die mee was.
,,It’s spelt wrong’’, zei Brian. ,,It must be P, S, U, V.’’
Dat is de partij van Chavez, van wie hier overal afbeeldingen hangen. Of Brian daar ook op stemt wil hij overigens niet vertellen. ,,Voting is a secret’’, zei hij.
Als caraqueños in het weekeind geen zin hebben om naar het strand te gaan, gaan ze naar Colonio Tovar, een soort Zaanse Schans in de bergen. Het is een nederzetting van halverwege de negentiende eeuw, waar de Italiaanse avonturier (oud-soldaat van Napoleon, casinobaas in Constantinopel, piraat, cartograaf) Agustin Cadozzi een groep Duitsers uit het Zwarte Woud heenbracht.
Ze mochten alleen met elkaar trouwen, pas in 1963 kwam er een verharde weg naartoe, zodat ze er prat op gaan dat het Duitse karakter er vrij intact is.
Dat is onzin. Ja, je kunt worst bestellen in de restaurants, serveersters dragen dirndl-kostuums en hotels en winkels heten ‘Hamburg’ of ‘Berlin’ en de huizen hebben van die vakwerk-vakjes. Maar Duits hoor je er niet, het vakwerk is gewoon geschilderd, Peruaanse fluitisten blazen op straat liedjes van Abba begeleid door een geluidsband. Er is is weinig meer vertier dan van het ene winkeltje met bonte sjaals, handschoenen, poppen en snoep naar het andere slenteren.
Een winkel verkocht stickers van sportclubs. Voetbal is in dit land geen groot ding, beisbol wel. Toch viel tussen de stickers een van PSV op, we wezen het Brian, die mee was.
,,It’s spelt wrong’’, zei Brian. ,,It must be P, S, U, V.’’
Dat is de partij van Chavez, van wie hier overal afbeeldingen hangen. Of Brian daar ook op stemt wil hij overigens niet vertellen. ,,Voting is a secret’’, zei hij.
Vuurwerk
Sjoerd heeft een reusachtig appartement, met een balkon met uitzicht over heel Caracas (héél Caracas, vraagt de Asterixlezer, en ik zeg ja, je ziet alle 2,5 miljoen caraqueños). Net na mijn aankomst, ik was nog niet omgekleed als sint want het was nog twee uur voor mijn opkomst, stonden we over de balustrade geleund naar de stad de staren, die in een vallei tussen bergen ligt. (De foto is pas later gemaakt)
Ergens rechts werd vuurwerk afgestoken.
,,Dat is vanwege de komst van Sinterklaas, natuurlijk’’, opperde ik.
,,Er is hier elke dag wel ergens vuurwerk’’, zei Sjoerd. Bovendien was de revolutie van Hugo Chavez precies tien jaar geleden en het vuurwerk was in de omgeving van het presidentieel paleis. Chavez was ook op de radio, want als hij spreekt onderbreken alle zenders hun programma. Hij schreeuwt nogal.
,,Weet je dat Chavez geen vrouw heeft, en ook geen vriendin?’’, voegde Brian toe.
Brian is Venezolaan, student internationale betrekkingen, medewerker van het ministerie van toerisme en bovendien zou hij mijn Zwarte Piet worden. Speciaal voor de ambassademedewerkers die geen Engels of Nederlands spreken. Ik moest hem alles nog vertellen over wat Zwarte Piet doet, ik drukte hem op het hart om alleen maar te zwaaien met de roe en verder niks, want in een stad als Caracas weet je maar nooit wat er anders gebeurt.
Hij hield zich er keurig aan, en de Spaanstaligen lachten als hij hen aansprak, dus dat was wel goed. De anderen lachten ook, trouwens, terwijl de Sint toch van een heleboel mensen gegevens had gekregen die hij - dat stond erbij - beter niet kon gebruiken, omdat het gevoelig kon liggen.
Dat is altijd vreemd, om zulke dingen van wildvreemden te weten. Zoals bij de dame die ooit haar grote liefde naar Venezuela is nagereisd. Die man is hem gesmeerd, terwijl hun zoon, inmiddels in de dertig, het huis maar nooit uitgaat.
Het had heel Oprah Winfrey kunnen worden. Een dame barstte bij het voorlezen van haar gedicht in snikken uit - ,,ik heb een moeilijke tijd achter de rug met mijn scheiding’’ zou ze later verklaren – en een andere keek betrapt, toen Sint verried dat zij bij Sinterklaas heel grote cadeau’s voor zichzelf kocht en daar een klinkend lofdicht op zichzelf bij schreef. Dat kon dan nog, maar een Sint die zijn grenzen kent gaat voor de gulle lach, niet voor emotioneel vuurwerk.
(Overigens is het nog niet klaar. Sjoerd heeft altijd iets achter de hand dat hij pas vertelt als je bij hem bent. Nu ook: woensdag mag ik op de Britse School als sint verschijnen, daar doen ze iets met Santa Clause around the world.)
Sjoerd heeft een reusachtig appartement, met een balkon met uitzicht over heel Caracas (héél Caracas, vraagt de Asterixlezer, en ik zeg ja, je ziet alle 2,5 miljoen caraqueños). Net na mijn aankomst, ik was nog niet omgekleed als sint want het was nog twee uur voor mijn opkomst, stonden we over de balustrade geleund naar de stad de staren, die in een vallei tussen bergen ligt. (De foto is pas later gemaakt)
Ergens rechts werd vuurwerk afgestoken.
,,Dat is vanwege de komst van Sinterklaas, natuurlijk’’, opperde ik.
,,Er is hier elke dag wel ergens vuurwerk’’, zei Sjoerd. Bovendien was de revolutie van Hugo Chavez precies tien jaar geleden en het vuurwerk was in de omgeving van het presidentieel paleis. Chavez was ook op de radio, want als hij spreekt onderbreken alle zenders hun programma. Hij schreeuwt nogal.
,,Weet je dat Chavez geen vrouw heeft, en ook geen vriendin?’’, voegde Brian toe.
Brian is Venezolaan, student internationale betrekkingen, medewerker van het ministerie van toerisme en bovendien zou hij mijn Zwarte Piet worden. Speciaal voor de ambassademedewerkers die geen Engels of Nederlands spreken. Ik moest hem alles nog vertellen over wat Zwarte Piet doet, ik drukte hem op het hart om alleen maar te zwaaien met de roe en verder niks, want in een stad als Caracas weet je maar nooit wat er anders gebeurt.
Hij hield zich er keurig aan, en de Spaanstaligen lachten als hij hen aansprak, dus dat was wel goed. De anderen lachten ook, trouwens, terwijl de Sint toch van een heleboel mensen gegevens had gekregen die hij - dat stond erbij - beter niet kon gebruiken, omdat het gevoelig kon liggen.
Dat is altijd vreemd, om zulke dingen van wildvreemden te weten. Zoals bij de dame die ooit haar grote liefde naar Venezuela is nagereisd. Die man is hem gesmeerd, terwijl hun zoon, inmiddels in de dertig, het huis maar nooit uitgaat.
Het had heel Oprah Winfrey kunnen worden. Een dame barstte bij het voorlezen van haar gedicht in snikken uit - ,,ik heb een moeilijke tijd achter de rug met mijn scheiding’’ zou ze later verklaren – en een andere keek betrapt, toen Sint verried dat zij bij Sinterklaas heel grote cadeau’s voor zichzelf kocht en daar een klinkend lofdicht op zichzelf bij schreef. Dat kon dan nog, maar een Sint die zijn grenzen kent gaat voor de gulle lach, niet voor emotioneel vuurwerk.
(Overigens is het nog niet klaar. Sjoerd heeft altijd iets achter de hand dat hij pas vertelt als je bij hem bent. Nu ook: woensdag mag ik op de Britse School als sint verschijnen, daar doen ze iets met Santa Clause around the world.)
zaterdag 6 december 2008
Blinde routeherkenning
,,Ik heb hetzelfde ritme als iemand die op kantoor zit’’, zei de schipholtaxichauffeur, die al om half drie voor de deur stond. ,,Alleen is alles zes uur eerder.’’
Hij rijdt bij voorkeur ’s nachts, vertelde hij. Zijn collega’s zijn er blij mee, want lang niet iedereen wil dat.Hij had een grijze baard, grote, glinsterende ogen en een sterke geur van kamfer: een man alleen, dat liet zich zo raden, die netjes op zichzelf is en over de dingen nadenkt.
,,U kunt de route met een blinddoek voor zeker nog rijden’’, zei ik. Het was een flauw ijsbrekertje, maar hij ging er serieus op in.
,,Het heeft geen zin mij in een geblindeerde auto over deze route te vervoeren’’, zei hij. ,,Ik zou op elk moment weten binnen een straal van honderd meter waar we ons bevinden. Men vraagt mij wel eens, hoe zou je de Afsluitdijk dan herkennen, die is immers helemaal recht. Maar daar zitten toch een paar bochten in, ondermeer bij Breezanddijk. En bij de sluizen kun je het horen, aan het geluid van de auto.’’
Zo was het ijs gebroken nog voor we Leeuwarden uit waren. Niet lang daarna wist ik dat hij naast dit werk ook nog de logistiek doet van een rundveebedrijf in Australie en hij een catamaran bezit en verhuurt op de Bahama’s, klussen die hem hooguit een uurtje per dag op internet kosten.
,,Passagiers als u zijn goud waard’’, zei hij ter hoogte van Schiphol. ,,De meeste mensen vallen in slaap. Dan is het wel rustig, maar leuk rijden is dat niet.’’
vrijdag 5 december 2008
En nou die handjes
Sint is nog amper afgeschminkt, of op de site van persbureau Ameland (Jeanet dus) staat al het volgende te lezen:
(De foto is ook van Jeanet, Sint zwaait net naar alle bejaarden in de Stelp, wuivende handjes achter ieder raam. De onderstaande foto's zijn tijdens het schminken en omdat ik het niet kan laten. Jaap de Boer maakte ze.)
Sint is nog amper afgeschminkt, of op de site van persbureau Ameland (Jeanet dus) staat al het volgende te lezen:
Sint neemt 'met losse handen' afscheid
HOLLUM – Sinterklaas nam afscheid van Ameland met zijn traditionele tour door het dorp Hollum. Hij reed op zijn schimmel achter de muziek van Forza Musica aan. Opvallend was de geoefende paardrijstijl van Sinterklaas. Meermalen zwaaide hij enthousiast naar het toegestroomde publiek en naar de Hollumers die hem vanachter de ramen gadesloegen, zonder daarbij de leidsels vast te houden. Met losse handen zat hij op zijn schimmel en schroomde daarbij niet bekant achterstevoren op zijn ros te gaan zitten. De paardenbegeleidster hield het paard goed in de gaten, al leek de schimmel een ietwat uitgebluste indruk te maken. Sint en schimmel vertrekken vandaag nog naar Spanje. Voor volgend jaar hebben ze de veerboot alweer geboekt.
(De foto is ook van Jeanet, Sint zwaait net naar alle bejaarden in de Stelp, wuivende handjes achter ieder raam. De onderstaande foto's zijn tijdens het schminken en omdat ik het niet kan laten. Jaap de Boer maakte ze.)
donderdag 4 december 2008
De kracht van het geloof
,,Ik weet wel hoe uw paard echt heet'', zei een van de meisjes van groep 4 van de lagere school in Ballum.
Al die meisjes willen paardrijden, hadden ze Sint Nicolaas net verteld. Sommige hebben zelfs een eigen paard. De jongens hebben juist weer niks met paarden. Ze moeten er niet aan denken, ze steken de tong erbij uit van walging, jongens hebben iets met boerderijen en trekkers.
,,Het paard heet Roosje.''
Dat klopt. Om uit te leggen hoe dat zit met Amerigo (zo heet het paard van de Sint) en Roosje begon ik een lulverhaal over hoe Sint op sommige plaatsen zoals hier op Ameland andere paarden gebruikt. Maar dat hoeft niet, want het hoe en het waarom kan zo'n meisje helemaal niks schelen. Sint rijdt hier vandaag op Roosje, klaar. Dit verschijnsel noemen we de kracht van het geloof.
,,Ik weet wel hoe uw paard echt heet'', zei een van de meisjes van groep 4 van de lagere school in Ballum.
Al die meisjes willen paardrijden, hadden ze Sint Nicolaas net verteld. Sommige hebben zelfs een eigen paard. De jongens hebben juist weer niks met paarden. Ze moeten er niet aan denken, ze steken de tong erbij uit van walging, jongens hebben iets met boerderijen en trekkers.
,,Het paard heet Roosje.''
Dat klopt. Om uit te leggen hoe dat zit met Amerigo (zo heet het paard van de Sint) en Roosje begon ik een lulverhaal over hoe Sint op sommige plaatsen zoals hier op Ameland andere paarden gebruikt. Maar dat hoeft niet, want het hoe en het waarom kan zo'n meisje helemaal niks schelen. Sint rijdt hier vandaag op Roosje, klaar. Dit verschijnsel noemen we de kracht van het geloof.
dinsdag 2 december 2008
Epistaxis
,,Nu is het mooi geweest'', zei pa zonet. ,,We gaan naar de dokter.'' Al mijn overhemden zitten al in de was, want ik word de hele dag door bloedneuzen overvallen.
Toen het vanmorgen begon zei Linda die eens per week de douche en de bovenverdieping schoonmaakt dat het maar snel weer moet stoppen. ,,Want een Sinterklaas met een bloedneus, dat kan niet.''
Maar als ik een bloedneus heb, heb ik dat goed. Zodat we net naar Nes reden, ik met een prop van opgedraaide keukenrol in mijn neus. Maters trok die prop (zie foto) eruit met een tangetje, en er kwam een stroperige donkerrode sliert van bloed achteraan.
Hij hield een soort ijslolliestokje omhoog, maar dan wit en vertelde dat hij dit in mijn neusgat ging steken. Het is een soort spons, legde hij uit. Hij was nog niet uitgepraat of het ding ging naar binnen. Niet tot bovenin het neusgat, maar veel verder, want een scherp en erg onaangenaam gevoel is. Je voelt het zelfs in je oor, gek genoeg.
,,Het is acht centimeter'', vertelde Maters toen pas. En ik realiseerde me dat hij zonet alleen het bovenste stukje van dat stokje had laten zien, de rest verborg hij in zijn hand. Ik voelde het door mijn schedel schuren, door de holte waar kleine kinderen soms Mens-Erger-Je-Nietpionnen in proppen, tot ergens achter de huig toe.
Heel claustrofobisch allemaal, maar het is voor het goede doel. Sinterklaas mag niet bloeden.
,,Nu is het mooi geweest'', zei pa zonet. ,,We gaan naar de dokter.'' Al mijn overhemden zitten al in de was, want ik word de hele dag door bloedneuzen overvallen.
Toen het vanmorgen begon zei Linda die eens per week de douche en de bovenverdieping schoonmaakt dat het maar snel weer moet stoppen. ,,Want een Sinterklaas met een bloedneus, dat kan niet.''
Maar als ik een bloedneus heb, heb ik dat goed. Zodat we net naar Nes reden, ik met een prop van opgedraaide keukenrol in mijn neus. Maters trok die prop (zie foto) eruit met een tangetje, en er kwam een stroperige donkerrode sliert van bloed achteraan.
Hij hield een soort ijslolliestokje omhoog, maar dan wit en vertelde dat hij dit in mijn neusgat ging steken. Het is een soort spons, legde hij uit. Hij was nog niet uitgepraat of het ding ging naar binnen. Niet tot bovenin het neusgat, maar veel verder, want een scherp en erg onaangenaam gevoel is. Je voelt het zelfs in je oor, gek genoeg.
,,Het is acht centimeter'', vertelde Maters toen pas. En ik realiseerde me dat hij zonet alleen het bovenste stukje van dat stokje had laten zien, de rest verborg hij in zijn hand. Ik voelde het door mijn schedel schuren, door de holte waar kleine kinderen soms Mens-Erger-Je-Nietpionnen in proppen, tot ergens achter de huig toe.
Heel claustrofobisch allemaal, maar het is voor het goede doel. Sinterklaas mag niet bloeden.
Abonneren op:
Posts (Atom)