maandag 29 maart 2004

Kraftwerk



Vanavond speelt Kraftwerk in Amsterdam, en daar heb ik al een half jaar een kaartje voor. Maar het is misschien geen wijs idee erheen te gaan, want ik lig het grootste deel van de dag op de bank.

Ik wilde natuurlijk wel graag, want het is vast een heel gek concert, vier Duitsers op een podium die hun laptops aanzetten en dan komt er van die computermuziek uit. En daar betaalt iedereen dan dik geld voor - zulke dingen moet je eigenlijk meemaken.

Allerlei goed bedoelende vrienden zeiden de hele week al: ,,Doe het nou maar niet, dat is niet slim, blijf maar gewoon thuis.'' Zelfs Hidzer, die de kaartjes heeft, zei toen ik hem gisteravond vertelde dat ik toch maar niet ga, dat dat een verstandig besluit is.

Een paar minuten later belde hij alweer op. ,,We binne dyn kaertsje al kwyt hear'', zei hij. ,,Wim woe wol mei.''

Misschien is dat maar beter ook, want nu kan ik dus niet eens meer naar Kraftwerk. Maar dat ze na nog geen vijf minuten het kaartje al kwijt zijn, aan ene Wim die ik helemaal niet ken, en dat Hidzer me net ervoor met mijn beslissing had gecomplimenteerd, daar word ik toch een klein beetje achterdochtig van.

zaterdag 27 maart 2004

Ziek



Mijn vader vatte het wel aardig samen: ,,Het begon met een bloedneus en eindigde met een nierbekkenonsteking''. Inderdaad: mijn reizerij lijkt ingeklemd tussen kwaaltjes, waarbij ik overigens de voorkeur geef aan bloedneuzen. In Bs. As. was ik al wat ziek, maar zoals altijd dacht ik het gaat wel weer over, beetje rustig aan en af en toe een jus d'orange, en misschien straks in Nederland even bij de dokter langs.

Nou ja, de terugvlucht was een hel, want ik werd maar zieker en zieker, om mij heen snurkten Bolivianen die groepsgewijs naar Madrid reisden om daar werk te zoeken, voor me zat een hele dikke die al dadelijk zijn stoel in de meest luie stand had gezet, zodat ik nog meer ingeklemd zat dan normaal. Het was heel akelig en in Parijs kon ik alleen nog maar rillen en klappertanden. Het idee dat je er bijna bent houdt je gaande, en thuis kon ik mooi in een heet bad en naar bed.

Na twee dagen thuis was het nog slechter geworden. De dokter stuurde me dadelijk door naar het ziekenhuis. Als je aan mijn vel trok, bijvoorbeeld in mijn hals, bleef het gewoon zo staan, ik had koorts en overal zat bloed in waar het niet hoorde. Het was een nierbekkenontsteking, pyelonefritis, zeiden ze en ik moest aan het infuus en veel drinken anders wordt het chronisch.

Ik hou niet van praatjes over ziektes, al is dat in een ziekenhuis een favoriet onderwerp (,,se hewwe alles bij mij futhaald'', of ,,en toen werd ik ineens zo benauwd, ik denk dit komt niet goed'' of ,,ik mag niks hewwe want ik mut morgen onder ut mes''), dus ik hou het hier bij. Het gaat al beter, dank u. En de mensen die me schrijven dat ik er alles aan doe om niet op 1 april te hoeven beginnen zouden beter moeten weten. Evengoed bedankt voor de kaarten.

zaterdag 13 maart 2004

Ziek



Of het de enorme ladingen vlees zijn, de grootstad Buenos Aires, of gewoon de leeftijd, feit is dat ik de laatste twee dagen eigenlijk vooral in bed heb gelegen en aspirines at. Dat heb je altijd een keer op een reis, maar het komt me slecht uit want dit is de tijd waarin ik afscheid neem van iedereen die ik heb leren kennen.

Dus ik was uit eten met tolk/vertaalster Cecilia, die ik in Ushuaia trof, en nam alleen een salade en een enorm glas verse jus. ,,You look like you have a fever'', observeerde ze scherp, toen ik voor de zoveelste keer ineens kippenvel kreeg.

En uit eten met advocaat Juan Pablo, die vrijdag even weggeslopen was van zijn kantoor. Die dag mogen ze er zonder stropdas werken, want casual friday is een wereldwijd verschijnsel, in een Duits restaurant waar ze sauerkraut op het menu hadden staan. Ik geloof erg in de genezende kracht van zuurkool.

En naar de Italiaanse journalist Marco, van wie ik een Lonely Planet reisgids voor dit land had gehuurd - in de boekhandels hier zijn die voor Argentinie nergens te vinden, sinds import van artikelen erg duur is geworden.

Marco zei: ,,Ik ga straks naar een feestje van een lerares met haar cursusgroepje, ga maar even mee.'' Daar was ik wel benieuwd naar, dus in de hoop dat ze een goed en voortdurend bereikbaar toilet zou hebben ging ik naar het feestje. Gelukkig maar, want het was interessant.

Allemaal Portenos (met en kringeltje op de n), zoals inwoners van Buenos Aires heten. Iedereen uit deze groep had Italiaanse voorouders en wil daarom Italiaans leren. Zo was er een erg Franse mevrouw met een dochter die aan de Sorbonne studeert. Zelf heeft ze in de jaren zeventig in de gevangenis gezeten om politieke redenen, en Zorreguieta vindt ze een eersteklas griezel.

Er was een tenger jongetje dat vloeiend Duits spreekt, omdat hij veertien jaar naar een Duitse school ging. ,,Habla tambien Alleman!'', ik spreek ook Duits, zei een andere jongen met een trainingsjack met Sex Pistols. ,,Toten Gosen!''

,,Toten Hosen'', verbeterde ik. Die groep is hier erg populair, en trad kort geleden nog op.

,,Toten Ghosen'', deed hij moeizaam. ,,Hier kommt Alex. Reich und Sexy.'' Hier was duidelijk een kenner aan het woord. Later werd hij enthousiast over Nederlandse voetballers, maar toen had hij al zo staan blowen dat hij niet meer stil kon zitten en ik hem amper scherp kon zien.

Virginia, die het feestje gaf, woont in een echt Porteno-huis van twee lagen, onder zijn hoge kamers met kleine balkons en parketvloeren, op het dak zijn nog wat losse kleine kamertjes en een enorm terras, waar we vlees aten. Er was ook een wc.

Ik hou moedig vol. Marta moet haar Engels-Spaanse woordenboekje nog terug, en ik moet nog afscheid nemen van de dame die de bootreis met me gemaakt heeft. En misschien nog de vreemde Oostenrijker Peter, die ik in de opera trof. Hij kreeg hier het 'Argentinien-virus', zei zijn baan bij de ABN Amro in Wenen op, verkocht zijn huis en kocht er hier een in een sjieke buurt. Werken doet hij niet, hij gaat alleen naar de opera en uiterst trendy restaurants.

donderdag 11 maart 2004

De bus



De trein is hier een lokaal ding, wie echt het land in wil moet met de bus. Maar ook bij bussen kan het ganse raderwerk stil staan, als Uw machtige hand dat wil, zoals de bonden vroeger aan de spoorwegarbeivers vertelden.

Ik had een bus naar Tres Arroyos die om half twaalf zou vertrekken. Elf uur was ik op station Retiro, waar 75 bushaltes op een lange rij zijn. Het was er stampvol mensen met bagage. Sommigen sliepen, anderen rookten of aten een ijsje. Want er was nergens een bus te zien, alleen een heleboel mensen op de stoep en een rij verlichte palen met nummers 1 tot en met 75, heel in de verte.

Na een half uur was er nog geen bus geweest. Af en toe klapten mensen groepsgewijs in de handen, als bij een concert dat niet op tijd begint. Verder gebeurde er niks.

Bij de rand van deze busremise stonden ook wat mensen, naar iets in de diepte te kijken. Dat was een grote parkeerplaats, met honderden reisbussen, zig zag door elkaar. Van sommige liep de motor. Een bus blokkeerde de uitrit. Een groep chauffeurs in witte overhemden stond om een andere man in wit overhemd, die hen vanaf een verhoging toesprak. Verstaan kon je ze niet, maar soms applaudisseerden ze.

Om twaalf uur was het afgelopen. De vakbondsman draaide zich naar ons op, boven op die balustrade, en stak zijn handen omhoog, net als Nixon toen hij aftrad. ,,Hijo de Puta!'', riep iemand vanaf hier, en iets dat klonk als ,,Foro de Palacio.''

De bussen kwam na vier uur stilstand in een lange rij aanrijden, die anderhalf uur duurde, en werkten alle passagiers af in een ingewikkelde logistieke operatie. Het leek niemand echt veel te kunnen schelen, dit land is wel wat gewend.

maandag 8 maart 2004

Tango



Daar is natuurlijk geen ontsnappen aan, in Buenos Aires, de tango. Ik zag de eerste dag dat ik hier was al zo'n oude vlinderdasmeneer, type Ritsko van Vliet sr., die in zijn eentje met kranteknipselborden en een radio met cassette de herinnering aan tango-held Carlos Gardel in stand stond te houden.

Voor de C & A dansen ze hier tango op straat, voor toeristen denk ik, maar soms gaan elders voorbijgangers zelf plotseling tangodansen bij straatorkestjes. In het Teatro Colon speelde zaterdag het orkest van Leonardo Federico, die nog met Piazzola heeft gewerkt. Kaartjes waren 2 pesos (dat is 50 eurocent), het was een volle bak en - volgens de recensent van Clarin - ,,impecable''. Dat kon je al merken aan het applaus de hele tijd, helemaal toen ze als toegift Adios Noninos deden, die tango van Maxima's bruiloft.

Gisteravond zat ik in Confiteria Ideal, een koffiesalon vol spiegels en kroonluchters, en een orkestje van oudere heren. Als de muziek hen aanstaat, vragen heren dames ten dans, niet per se van hun eigen tafeltje.

Bij mij aan tafel zit een oude meneer, die al een paar keer met dames van andere tafels danste en daarna wat nagenietend weer gaat zitten. Hij probeert een sigaret aan te steken, maar zijn lucifer waait steeds uit door de ventilatoren en doordat er ramen open staan. Uiteindelijk houdt hij de sigaret maar zo in de mond.

Bij een oude dame verderop voegt zich een jong stel, haar kleinkinderen denk ik. Terwijl de jongelui een tangootje draaien, bestelt oma een fles champagne. Ze proosten. Even later nemen ze er alledrie een camel filter bij - roken is hier nog normaal. De jongen van het stel gaf ook de meneer aan mijn tafel een vuurtje. Wat een zwierige, wellevende stad.

(Oh ja, er is ook veel ellende en armoede, in buitenwijken en favela's. En op straathoeken zitten elke avond cartonero's, mensen die papier uit het afval vissen om dat te verkopen. Maar dat vind ik minder minder leuk om naartoe te gaan, al zou ik dat als journalist misschien juist moeten doen, want dat lezen mensen in Europa volgens mij het liefst over verre landen, dat de tegenstellingen er zo groot zijn.)

vrijdag 5 maart 2004

Vanitas



In het kunstmuseum van Buenos Aires hangt een allegorisch schilderij, toegeschreven aan een schilder die Vinkeboer heet en Nederlands moet zijn. Het heet ´La lucha contra la muerte´, het gevecht tegen de dood dus, en je ziet een stoet muzikanten, soldaten, geestelijken, boeren, zelfs een koning en een koningin, en allerlei dieren, optrekken tegen twee met pijl en boog gewapende skeletten. Iedereen gaat er onherroepelijk aan, daar draait het om in dit schilderij, het einde is onverbiddelijk.

Ik was toch al in een eindtijdstemming, want kort ervoor had ik een mailtje naar de krant gestuurd, over de periode na 1 april.

Dus na die mail en het museum kon er ook nog wel een bezoekje af aan de begraafplaats van La Recoleta. Dat is een prachtig minidorpje van grafmonumenten, waar ongeveer iedereen ligt naar wie ze in Argentinie straten hebben vernoemd. Ook Evita ligt er, in een bescheiden grafkamer, met allemaal verse bloemen aan de deur.

Het troostrijke van La Recoleta is, dat er direct buiten de muur van de begraafplaats een straat vol restaurants met terrassen is. Dus je hoort gekletter van bestek, getinkel van glazen, je ruikt dat heerlijke vlees dat ze hier voor een habbekrats verkopen, en zelfs restaurantmuziek met saxofoons, terwijl je peinzend tussen de obelisken, de marmeren engelen en de bronzen palmtakken slentert.

De les die La Recoleta ons leert staat me nou echt aan. Ja inderdaad, aan alles komt een eind, ook de groten der aarde gaan uiteindelijk ten onder en wat doet ons geploeter er in dat licht allemaal toe, maar daar hoef je nog niet een lekker maal met een fijn koud biertje voor te missen.

woensdag 3 maart 2004

Sandra´s timing



Sandra uit Buenos Aires wil me graag iets meegeven voor Lars, die ze bij diens tocht door Zuid-Amerika heeft leren kennen. Lars gaf haar daarom het adres door van mijn vorige hostel.

Een paar minuten voor ik naar het vliegveld zou vertrekken anderhalve week terug, dook ze op. Een meisje van 25, dat druk Spaans sprak met halfbakken Engels erdoorheen. Ze was blij de allerbeste vriend van haar goede vriend Lar te treffen, hij had me omschreven als un hombre muy sensibile en dat kon ze ook wel aan me zien. De hele tijd trok ze ritssluitingen open van haar rugzak, zodat er van alles uit tuimelde.

,,You ver Lar? Regalo por Lar?'', vroeg ze me, terwijl ze me mijn emailadres in een losbladig opschrijfboekje liet noteren.

Ja ik zie Lars wel eens, zei ik zo goed als dat ging, en ik wil best wat voor hem meenemen, maar ik moet nu werkelijk weg, ik heb het kaartje al gekocht. Ik bedacht dat het handig zou zijn, als ze die spullen aan Marta zou geven, een kennis van Rita, die hier vlakbij woont.

Later kreeg ik mail van Marta. Er had zich een verward meisje gemeld met een verhaal over cadeaus voor Nederland, of ik daar ook iets van wist. Ja, dat wist ik, het is goed volk, schreef ik terug.

Vandaag had ik een Belangrijke Lunch, om 13.00 precies, in een sjiek restaurant aan Puerto Madera. Ik stond op het punt om te vertrekken uit mijn huidige hostel, toen Sandra plots verscheen. Helemaal overstuur, ze huilde bijna, en zweette als een otter. Een Australier probeerde haar te kalmeren, ze had het maar over Marta en Walter. Walter, dat ben ik, vond ik uit.

De Australier en ik brachten haar tot bedaren met wat cola, en kwamen ongeveer tot de conclusie dat ze kennelijk bij Marta was geweest en die twee elkaar niet erg liggen. ,,I don like angry'', legde Sandra uit en begon bijna weer te huilen.

Als Lars nog eens wat weet, dacht ik bij mezelf, terwijl ik in mijn kalmste Engels zei dat er geen probleem was, dat ze kalm moest zijn, en we wel ergens een cola zouden gaan drinken. Ik keek stiekem op de klok: ik had nog snel wat willen doen, misschien zelfs naar de kapper, maar dat schoot er dan maar bij in.

Bij de cola op een terrasje bedaarde ze verder. Het zal geloof ik niet meer boteren tussen Marta en haar, maar het hoe en wat begreep ik niet helemaal.

Na een tijdje vertrouwde Sandra me toe, dat ze zeven jaar een Argentijns vriendje had gehad, maar die was infides geweest. Dat zijn alle Argentijnse mannen, ontrouw. Dus nu bidt ze elke avond tot God, om een aardige, romantische man van ergens op de wereld, die niet dadelijk aan sex denkt maar bijvoorbeeld een cola voor haar koopt, zoals ik net had gedaan. Ik probeerde wat Spaans te brouwen met principe en caballo blanco erin, maar dat sloeg niet aan.

Intussen liep het tegen enen. ,,Ik moet zo weg´´, zei ik nog eens. ,,Ik heb lunch met iemand.´´ Eerst meende ze dat ik haar uitnodigde voor een lunch, maar ik moest haar teleurstellen. Het was lunch met iemand anders.

Ik heb achteraf medelijden met haar, want ze bedoelt het goed en gaf me zelfs een Argentijns vlaggetje voor op mijn rugzak. Als romantische held van elders ter wereld heb ik vermoedelijk afgedaan, maar ik hoop voor Sandra dat hij gauw opduikt. Misschien haar goede vriend Lar.

dinsdag 2 maart 2004

Plat



Hoe groot Patagonie precies is, weet ik niet, maar het is zeker van het formaat van Europa, en voor een groot deel is het plat en bruin.

Dat weet ik nu, want ik ben er twee dagen met de bus doorheen gereden, een zogenaamde semicama, waarin je de stoel heel ver achterover kunt duwen, een voetenbankje omhoog kunt klappen, en dan nog niet lekker slaapt. Maar zoals een Amerikaanse student die ik tegenkwam me verzekerde: ,,If you can do Greyhound in the States, you can do anything.''

Het is inderdaad luxer dan de bussen in de VS, ze vertonen films en er zit ook niet van dat ongure volk in. Onderweg voedde ik me met brood en dulce di leche, de Argentijnse variant op appelstroop, die zo lekker is dat ik er al een paar potten van leeg heb gegeten.

De bus is hier wat het vliegtuig ergens anders is.

Ergens na Trelew stond een gezin - vader moeder zoontje van vier denk ik en dochter van twee - op de bus te wachten. Het dochtertje sprong vrolijk op de blauwgeverfde stoeprand op en neer, maar het jongetje was ontroostbaar. Hij hield zijn vader bij de broek vast, terwijl die hem de les las. ,,Pappa moet echt weg, jongen'', zei hij natuurlijk. ,,Centjes verdienen in Buenos Aires, die grote stad. Dus wees een grote jongen en pas goed op je moeder en zusje.''

Het hielp allemaal niet, het zoontje liet niet los, liep mee naar de bus, vader er weer uit, een tweede gesprek op de stoeprand, zoontje schokte nog na van het intense verdriet en schudde - zo groot was ie ook alweer - de troostende hand van moeder van zijn schouders.

De bus moet nogal manoevreren bij die terminals om weg te rijden, zodat we de achterblijvende gezinsleden aan alle kanten zagen. Vader zat een paar stoelen achter me en wuifde steeds. Het zoontje keek alleen maar, en wuifde niet.