maandag 29 augustus 2016

George Washington, de vogels en ik

1: Generaal Washington

George Washington, de eerste president van de Verenigde Staten, overleed al in 1731 en ik ben er nog steeds, maar dat hoeft een gezamenlijk kiekje niet in de weg te staan.

Hij was zondag bij de herdenking van de Battle of Long Island, ook wel de Battle of Brooklyn, 240 jaar eerder. De inkt op de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring van 4 juli 1776 was amper droog of de Britten kwamen verhaal halen. Een enorme vloot verzamelde zich bij New York, zodat in augustus dik 32.000 Britse soldaten klaar stonden om de opstandige kolonialen een lesje te leren.

Het leger van Washington was wel de helft kleiner, en nogal ongeorganiseerd. Het werd dan ook door de Britten in de pan gehakt. Zodat Washington besloot om er met het restant bij nacht, onder dekking van dichte mist, vandoor te gaan. Had hij dat niet gedaan, dan was het heel anders afgelopen.

Dat herdenken ze elk jaar op de prachtige, heuvelachtige Green-Wood begraafplaats in Brooklyn, waar het voor een deel ook echt is gebeurd en waar als herdenking een beeld staat van Pallas Athene. Dat kijkt recht naar het Vrijheidsbeeld, dat je in de verte tussen de bomen door kunt zien. Vanwege die twee beelden mag er tussenin niks hoogs gebouwd worden.

Er is een uitje voor het hele gezin van gemaakt, met acteurs in ouderwetse uniformen. Eentje liet me zijn enorme geweer met laadstok vasthouden: die dingen zijn best zwaar.

Er waren ook Engelsen te paard, in rode jassen. ,,No taxation without representation!'', riep een Amerikaan met een iPhone naar een van hen. Die had zich goed ingewerkt in zijn rol, want die legde uit hoe ze pas nog de Ieren op hun nummer hadden gezet, die ook zo dwars waren.

Op een afgezet veldje spelen ze met een man of twintig de slag na, de geweren doen het echt en het kanon ook, zodat overal baby's begonnen te huilen. Toen de eerste Engelsman neerviel, ging er een gejuich op, net voetbal. Ik hoopte dat het kleine jongetje, dat een Britse drummerboy voorstelde, eraan zou gaan, want ik was benieuwd of ze dan ook zouden juichen, maar zo dramatisch werd het allemaal niet.

Nadat de opstandige Amerikanen waren verslagen (toch een beetje gek, een slag herdenken die je hebt verloren) ging het in optocht achter een militair corps aan naar Battle Hill.

Daar werden vlaggen geplant, een historicus hield een verhaal, daarna een dominee, en we zongen met zijn allen het Amerikaanse volkslied. Ook beloofden we trouw aan de Amerikaanse vlag and all that it stands for. Het publiek applaudisseerde voor alle veteranen die er zaten.

Daarna was de herdenking afgelopen en kon ik met generaal Washington op de kiek. ,,Good luck with the rest of the battle, sir'', wenste ik hem toe, want hij had nog een paar jaar voor de boeg en zijn land heeft het nu ook niet makkelijk.

2: De parkieten

Meer geschiedenis:

In 1967 of 1968 werd er op Kennedy Airport een groot krat opengebroken (als we de film Goodfellas mogen geloven was dat in die tijd lopende-bandwerk voor de georganiseerde misdaad) waarin wijn uit Argentinië zou zitten. Maar er zaten parkieten in, bestemd voor dierenwinkels.

Die vlogen ervandoor en trokken naar een paar parken. Er zijn pogingen gedaan om ze uit te roeien, maar op Green-Wood zitten er nog honderden in de bomen. Je hoort en ziet ze overal, het zijn vrij grote dieren, beetje grijzig. Vaders wijzen hun kinderen er voortdurend op. Ze eten besjes en stukken pizza, naar het schijnt.

Op de grote foto is het niet goed te zien, maar in het middelste torentje van het poortgebouw zit een reusachtig nest, het lijkt een klont van stokjes.

,,They are like condo's'', zei de man die mij erop wees. ,,They are all built on top of eachother.''

zaterdag 27 augustus 2016

Strijd om klanten


In de wat saaie, ouderwets-degelijke herenmodezaak Jodamo op de hoek van Grand en Orchard Street draagt iedereen een keppeltje. Zelfs de enige klant die er is als ik binnenkom, die vrijwel voortdurend aan het bellen is en door het personeel als doctor aangesproken wordt.

,,Hoe houden jullie New Yorkers witte overhemden de hele dag wit?'', vraag ik een verkoper. Want dat valt nogal op: overhemden zien er, zelfs in deze hitte, zelfs met stropdas dichtgeknoopt, zelfs in de subway, aan het eind van de dag, smetteloos uit.

Hij weet het niet, maar mijn suggestie dat iedereen er een stuk of wat in de tas heeft om halverwege de dag te wisselen wuift hij weg. Zelf draagt hij de hele dag een wit overhemd, ,,because of my religion and because I like it'', 's avonds trekt hij wat anders aan. Terwijl hij met me praat, belt zijn vader twee keer, eerst op zijn mobieltje, later op het vaste toestel van de winkel. Hij doet er een beetje lacherig over. ,,He will call me again later'', voorspelt hij.

Ik koop er een broek, want die ik bij me heb zijn te warm. De pijpen moeten ingekort, ze hebben een eigen kleermaker, de verkoper zet streepjes op de benen. Het kan vandaag nog, zegt hij, maar ik heb geen haast. Dan ligt hij zondag klaar, want zaterdag zijn ze dicht.

Voor ik naar buiten loop waarschuwt hij me. ,,Zometeen komt er een joodse man op u af, die een winkel aan de overkant heeft. Die gaat u aanspreken. Maar denk erom: die heeft helemaal niets met deze zaak te maken, helemaal niets.''

Schuin aan de overkant is inderdaad ook een herenmodezaak, Global International, en ervoor staan een lange man in bruine kleren met een jampotbril en een kleinere, dikkere man met een witte baard, wit overhemd en een keppeltje dat bijna zijn hele schedel bedekt. Ze staan allebei naar de uitgang van Jodamo te kijken.

Ik blijf speciaal wat bij de etalage treuzelen. De man met het keppeltje, al wat ouder, steekt Orchard Street over en geeft me een hand. Hij heet Gluck.

,,U was net in deze winkel'', wijst hij. ,,Daar waren verder geen klanten toch?''

,,Eentje maar'', zeg ik. Ik vertel niet dat het een dokter is, dat lijkt me niet gepast.

,,U komt uit Europa'', stelt hij vast. ,,Mijn vader komt uit Roemenië en ik spreek ook Duits.''

Hij vraagt me - in het Engels en het Duits - mee naar zijn winkel, hij heeft mooie kleren en niet duur vertelt hij, maar daar heb ik geen zin in. Zijn visitekaartje neem ik aan.

(De foto is van Katya Kazakina/Bloomberg)

maandag 22 augustus 2016

Dichter bij het park



Op de stoep van Fifth Avenue, naast Central Park, stonden een klaptafeltje en een klapstoeltje waar ik aan voorbij zou zijn gelopen als er niet het geluid van een typemachine had geklonken.

Daar zat Alexis (hij vertelde zijn naam pas toen ik er op aandrong, zijn achternaam weet ik niet) en hij schreef, zo stond er op een bordje, Free Poetry.

Een gedicht ter plekke getypt op een klein stukje stevig papier, waar hij, als hij er klaar mee was, de hoekjes afknipte zodat ze afgerond waren als de hoeken van een bierviltje. Voor als er niks te doen was, had hij een bloemlezing bij zich met een overzicht van negentiende-eeuwse Amerikaanse poëzie.

1. Courage


,,Het is gratis, je kunt een bijdrage geven'', legde hij mannen in witte T-shirts uit. De een kwam van de Dominicaanse Republiek, vertelde die me even later. De ander oorspronkelijk ook, maar woont al jaren in New York.

Hij wilde wel een gedicht. ,,What's on your mind'', vroeg de dichter. ,,Ik wil een gedicht over courage'', zei de man, over moed dus.

,,Dat heb ik nodig', vertelde hij me. Hij verwachtte dat hij het gedicht nu en dan ging lezen, als aansporing en inspiratie.

Intussen zat de dichter te piekeren, te typen en soms iets bij nader inzien door te krassen met pen. Zijn tenen kromden zich van concentratie om het aluminium van zijn klapstoeltje. Nu en dan schreef hij er een woordje bij.

,,Het gaat niet echt over moed'', zei de dichter toen het klaar was. ,,Het gaat over wat eraan vooraf gaat, dat je moed nodig hebt, dat het eruit moet, maar dat het niet komt.''

,,God bless you for what you are doing'', zei de man en gaf hem wat dollars.

2. What it is


Ik woon een tijdje in deze stad, vertelde ik hem, en vraag me af wat het is om een New Yorker te zijn.

,,What - It - Is - To - Be - A - New - Yorker'', herhaalde hij bedachtzaam. Daarna keek hij lang peinzend om zich heen en naar de boomkruinen boven hem. Passerende bussen, taxi's, hondenuitlaters en schoolklassen zag hij niet.

Dit schrijven kostte meer moeite dan een gedicht over moed, dat was duidelijk. Hij las het geconcentreerd, verbeterde er dan wat in, ging verder op de achterkant en uiteindelijk was het blijkbaar naar zijn zin. De hoekjes gingen eraf.

,,Ik denk dat een New Yorker niet kan definiëren wat het is om een New Yorker te zijn'', zei hij. ,,Je bent niet de eerste die het vraagt.'' Hij wees naar de peperdure huizen aan de overkant: ,,Dat zijn New Yorkers, en die hebben een andere ervaring dan de mensen die de vuilnisbakken nazoeken.'' Dat vang je niet in een paar woorden, wilde hij maar zeggen.

Bovendien wordt deze stad volgens hem ook overgewaardeerd. Hij heeft zelf bijvoorbeeld meer met Sevilla. Of zelfs met Parijs. Dan schiet hem ineens iets te binnen dat wel bij New York hoort: ,,It never stops. In Parijs stopt de metro 's nachts, hier stopt hij nooit.''

3. Full arsenal


Ik zette het gedicht later op de foto in de Broome Street Bar, waar ik af en toe een biertje drink - Brooklyn Lager, om precies te zijn.

Voor de volledigheid hier de tekst:

full arsenal for truth
svelte or stacked
tools

they are silent as other stuff jingles
and squeak hours
for attention 

ive stopped too many
times heading downtown
... readjusting straps
and uncreasing leather 

and everytime i languorously
settle on benches
it's another bypassing
urban legend

one who honks and swerves
tyrannically,
many suits and european bags

(they're all working
in wall st i ponder)

windows ascending
with
arched satin curtains

pigeons squirrels
and ants
ALL naked

and then i see plastic canners -
strolling
towards lady liberty


En de vertaling (ongeveer)

heel arsenaal voor waarheid
ranke of gestapelde
werktuigen

ze zijn stil
terwijl andere dingen rinkelen
en schor kraken
om aandacht

ik stopte te vaak
onderweg naar downtown
... de draagbanden bijstellen
en het stugge leer

en steeds als ik loom
op banken ga zitten
komt er een andere
urban legend voorbij

een die toetert en
tiranniek zwenkt
veel pakken en europese tassen

(ze werken allemaal
op wall st overweeg ik)

oplopende ramen
met bollende satijnen gordijnen

duiven eekhoorns
en mieren
ALLEMAAL naakt

en dan zie ik plastic
canners -
slenterend
naar lady liberty

(canners zijn de mensen die colablikjes en plastic flesjes uit prullenbakken vissen voor statiegeld, je ziet ze overal, ze torsen enorme doorzichtige plastic zakken mee)



zondag 21 augustus 2016

De echo van Clemenza


Grand Street, een straat verderop downtown, in Little Italy, heeft een gun shop, volgens het opschrift al meer dan honderd jaar. Het zou de oudste gun shop in de VS zijn, in elk geval in New York City. De zaak (opgericht door ene John Jovino, maar al sinds de jaren twintig eigendom van de familie Imperato) is te zien in de film Serpico.

Door de papieren targets, posters van zwijnen, konijnen, mensen om op te oefenen, op ramen kun je er niet naar binnen kijken, maar er hangt een pistool als uithangbord boven, voor alle duidelijkheid.

Julie vertelde dat de zaak vroeger tegenover het politiebureau was, zodat het uithangpistool daar permanent op gericht was.

Het is een pijpenla, er zijn geen klanten binnen en helemaal achterin staat een Chinees iets met muntgeld te doen, het rinkelt. De winkel ziet er sjofel uit, als een legerdump na de uitverkoop.

,,Is dit de oudste gun shop in New York'', vraag ik om een gesprekje op gang te krijgen. Hij kijkt niet op en zegt ,,Yes sir.''

Dat gesprek komt niet op gang, ook als ik vertel dat ik uit Nederland kom en hier een tijdje woon. Of ik dan ook een gun zou kunnen kopen? ,,Yes sir'', zegt hij weer. Het kleingeld is klaar, hij gaat nu een Chinese krant lezen. Het interesseert hem allemaal niks.

Aan een kant is een lange vitrine met van alles erin, ook wat guns, maar vooral veel politiebadges en speldjes. Op de vitrine liggen stapels posters, van die targetdingen. In films staan er zwarte gestalten op, met zones erin, hier zijn het meer ruwe striptekeningen van mannen met pistolen.

Aan de wand erachter zijn kasten waar geweren in kunnen, al staan er maar een stuk of vijf. Ook pistolen zie je niet veel, laat staan kogels en zo. De andere wand lijkt meer een kledingzaak: politiejasjes, politieoverhemden, politiepetten.

,,Verkoopt u veel aan politie?'', vraag ik. ,,Negentig procent van onze klanten'', zegt hij, nog steeds zonder van zijn krant op te kijken. ,,U kunt alles in deze winkel kopen behalve uniformen.''

,,Dank u'', zeg ik als ik vertrek. Later lees ik dat John Jovino's het vooral van de NYPD moet hebben en op Yelp regent het klachten over de zaak en over Charles Hu - zo heet de man met de krant.

Om de hoek, in Mulberry Street, wemelt het van de toeristen. Dit is Little Italy, de naam hangt boven de straat. Bij Caffé Palermo staat een koelvitrine op de stoep, onder de luifel die meldt Best Cannoli on Planet Earth.

Wie dan niet aan het beroemde citaat van Peter Clemenza denkt, heeft niet goed opgelet bij The Godfather.





,,Zijn ze echte de beste van de wereld?'', vraag ik het meisje dat de cannoli verkoopt. ,,Beter dan op Sicilië?'' Ja dat waren ze echt.

Ik koop er een en snoep hem ter plekke op. Hij is heerlijk, romig, stevig, zoet.

,,I told you so'', zegt ze. ,,Have a nice day.''

vrijdag 19 augustus 2016

Kuchen mit Adele



Dit is Adele Bloch-Bauer, of eigenlijk haar portret door Gustav Klimt. Ze zit zo te zien op een stoel, in een gouden jurk met ogen en daaromheen een gouden mantel die wijd openslaat, voor een gouden muur met een zwart-witte plint en een groene vloer. Ze houdt haar handen zo raar omdat ze een misvormde vinger verstopt.

Het vrij grote schilderij fonkelt erover, want er zit goud op (bijna overal) en zilver (die drie blokken links, bijvoorbeeld, die hier grijs lijken). Dus als je er anders voor staat, ziet het er anders uit.

Bankiersdochter Adele was, meer dan een eeuw geleden, getrouwd met een Oostenrijkse rijkaard die zijn geld had verdiend in de suikerhandel. Tien jaar terug was het portret de inzet van een juridische strijd tussen de Oostenrijkse overheid en erfgenamen van de suikerman, die het uiteindelijk kregen en voor 315 miljoen dollar veilden.

Het hangt nu in de Neue Gallerie, een sjiek museumpje in een New Yorker stadsvilla met uitzicht op Central Park. Ook dit is van een rijkaard, Ronald Lauder, zoon van cosmeticafabrikant Esté Lauder.

Gisteren, op mijn verjaardag, ging ik erheen om een gebakje te eten. Want niet alleen hangt er allerlei Oostenrijkse kunst, er zit ook een Weens koffiehuis in het gebouw, Café Sabarsky.

Daar zitten sjieke, oudere New Yorkers te zwelgen in Europese sfeer, tussen met hout en spiegels beklede wanden, obers met voorschoten, lampen van Josef Hoffman, meubels van Adolf Loos, Kaffee und Kuchen (de menukaart is in het Duits, met de Engelse vertaling erbij), zachte klassieke muziek en een vleugel in de hoek, een Bösendorfer natuurlijk.

Het gebak staat in glazen vitrines, vrij veel met chocola wat er altijd smerig uitziet, ik ging voor Topfencremetorte mit Himbeeren und Baiser.

Om in stijl te blijven bestelde ik het in het Duits, en de ober - niet Duits - herhaalde het in een veramerikaniseerde versie.



Ik vroeg een mevrouw aan een tafeltje verderop, die zelf de hele tijd foto's zat te maken, om mij met mijn  eigen toestel op de kiek te zetten. Scherpstellen kon ze niet, we doen het er maar mee.

De vrouw naast me at een worstje en een pretzel. Alles natuurlijk lekker aan de prijs.




dinsdag 16 augustus 2016

They Are The Best

Op een van de warmste dagen (ze zijn trouwens allemaal warm) in New York was ik op de koffie bij Peter Trippi, kunsthistoricus en een van de conservatoren van de Alma Tadema-tentoonstelling die straks in het Fries Museum te zien is.

Toen ik hem daar destijds voor de krant over interviewde, had hij me al uitgenodigd om eens langs te komen.

Hij woont in een fantastisch appartement op Manhattan, heel noordelijk, zelfs vanuit de badkamer heb je een royaal uitzicht op de Hudson rivier en de wolkenkrabbers van midtown, vandaag een beetje stoffig zichtbaar in de verte.

,,Wil je er ook iets bij?'', zei Trippi vanuit de keuken, terwijl ik ademloos uit het raam stond te kijken. ,,Een stroopwafel misschien?''

Dat was meer dan ik had verwacht. Weliswaar schreef nu.nl onlangs dat dat ze in New York massaal op de stroopwafel overgaan, maar daar merk je hier in de vele trendy koffiewinkels niets van.

,,Heb ik in Nederland leren kennen'', legde Trippi uit, terwijl hij een nieuw doosje stroopwafels opentrok en ze allemaal in een kommetje op tafel zette. ,,Steeds als ik daar ben neem ik een voorraad mee hierheen.''

Hij nam er zelf ook een. ,,Hmm!'', zei hij, en keek erbij of hij er voor betaald werd om reclame te maken. ,,They are the best.''

En dat uit de mond van een gerenommeerd kunstkenner. Dan moet het wel zo zijn.

(Hij spoorde me aan om ze desnoods allemaal op te eten, maar ik hield het bij eentje. Ik kan me uitstekend gedragen, als het moet)

zaterdag 13 augustus 2016

Het hondvriendelijkste park van New York



Dit is Piper, een hond van een onduidelijk ras. Haar bazin Amy noemt haar een Long Island Stiltdog, maar dat is een verzinsel. Ze is een verrassend grote hond, voor New York dan. Want in de buurt waar ik woon hebben ze alleen maar hele kleine hondjes.

Piper woont in Brooklyn, negen maanden geleden zat ze nog in het asiel. En elke ochtend voor negenen rent ze door Fort Greene Park. Ik ontmoet er Amy (een echte New-Yorkse) en Maurice (een oud-Drachtster), bij wie ik koffie ga drinken.

Maurice had van tevoren al verteld dat dit het hondvriendelijkste park van de stad is. Want hier mogen honden tot negen uur loslopen. En na negen uur 's avonds mag dat weer.

De bazen staan intussen met elkaar te praten en gooien af en toe een tennisbal weg, de honden rennen alle kanten op. Het is trouwens merkwaardig stil: ik had verwacht dat al die honden machtig zouden blaffen maar dat doen ze niet.

Ik vertel de bazen dat ik een tijdje in hun stad woon om te kijken hoe dat is, en ze geven me allemaal gelijk. Als echte New Yorkers zouden ze niet weten waar je anders moet wonen, zelfs al is alles hier duur en rukken de toeristen en de rijkaards op en verdwijnen alle gewone winkels en cafés (daar begint iedereen over).

De eigenaar van een hond die Pepper heet, vertelt dat hij voor zijn werk bij CNN goddank niet naar Atlanta hoeft te verhuizen, want bij die zender hebben ze door dat daar weliswaar hun hoofdkwartier is, maar verder helemaal niets. De enige reden voor een ander om te verhuizen zou het klimaat zijn, want New York is wel heel erg benauwd nu. Maar waar heb je tegenwoordig nog wel een goed klimaat? ,,North Carolina'', zegt iemand. ,,North Carolina is homofoob en racistisch, daar wil je niet wonen.''

Een gezette man die nu en dan het zweet van zijn gezicht dept en een grote grijze poedel heeft, vindt het hier goed genoeg. ,,Als je in New York bent: drink bier!'', raadt hij me een paar keer aan. Later hoor ik dat hij dat zelf ook veel doet.

Hij legt me uit hoe dit park zo hondvriendelijk is geworden. ,,Daar zijn ze in de jaren zeventig mee begonnen. Toen kon je dit park niet veilig in. Het was allemaal drugs, misdaad en zwervers. Daarom hebben ze ingesteld dat je hond hier 's morgens en 's avonds los mag lopen. Dat heeft geholpen. Daarna hebben ze het zo gehouden.''

Het heeft wel een merkwaardig bij-effect, vertelt Maurice me later. Want alle eekhoorns in dit park blijven 's morgens in de bomen zitten, anders krijgen ze een meute honden achter zich aan. Pas na negenen komen ze naar beneden om op het gras en de paden rond te scharrelen. Eekhoorns die kunnen klokkijken, wie had dat ooit gedacht.

(Hier staat er meer over, het lijkt me ook wel wat voor Leeuwarden. Of bestaat daar al zoiets?)



woensdag 10 augustus 2016

Voorhuidhoeders


Op Union Square zwaaiden zaterdag vier of vijf mannen met plastic borden, waarop de tekst Vote Foreskin en Foreskin is Good.

,,Hoe kun je stemmen voor een voorhuid?'', vroeg ik een van hen. Want hoewel ik de speech van Trump heb gezien en een reeks speeches op de Democratische Conventie, heb ik dit onderwerp bij geen van beiden voorbij zien komen.

,,Daar gaat het niet om'', zei de jongen met het witte T-shirt, die net niet op de foto staat. ,,Het gaat erom dat mensen beslissen om hun kinderen niet te laten besnijden.''

Ik dacht dat alleen een paar religies dat deden - Wit T-shirt was van huis uit Joods, vertelde hij - maar dat blijkt niet zo te zijn, in de Verenigde Staten is dat allemaal heel gebruikelijk. Je kunt het in sommige staten zelfs vergoed krijgen, terwijl het nergens voor nodig is. Ik moest maar eens op hun website kijken, intactamerica.org.

,,Het is hygiënisch, hoor je wel eens'', probeerde ik nog. Dat was onzin, zei Wit T-shirt. Een voorhuid geeft juist bescherming en alles wordt minder gevoelig na een besnijdenis. Wat religieuze typen belangrijk vinden, want daardoor zou je minder dierlijk worden, minder op je lichaam en seks gericht, maar meer spiritueel, en gericht op de geest.

De jongen in het blauwe T-shirt, toch al de fanatiekste van het stel, hoorde ons praten en hoorde dat ik  er verbaasd over was dat besnijden zo gewoon is in Amerika. ,,Hij daar is besneden!'', riep hij, terwijl hij op zomaar een voorbijganger wees. ,,En hij! En hij! En hij ook!''

Een groep jongens liep grijnzend langs. ,,Don't you guys miss your foreskin?'', riep Blauw T-Shirt hen achterna en stak zijn bordje weer in de lucht. ,,Vote foreskin!'', riep hij. ,,Foreskin is fun skin!''


maandag 8 augustus 2016

Het zwarte gat en de kerstboom



,,We kunnen zien welke songs jullie leuk vinden'', zei Paul McCartney gisteravond in het tot de nok gevulde MetLife Stadium in New Jersey (waar 82.566 mensen in passen, maar achter het podium bleef het natuurlijk leeg, dus het waren er misschien 60.000). ,,Als we een van de songs van de Beatles spelen, gaan de lichtjes van alle iPhones aan. En als we een nieuwe song spelen, is het net een zwart gat.''

Beetje beschaamd gelach vanuit het stadium. Want het klopte natuurlijk.

,,But we don't care'', ging McCartney door. ,,Here's another black hole.'' Dat klonk kritisch, maar Paul McCartney is veel te aardig om dat kritisch te bedoelen.



Het was een magistraal concert, hij speelde bijna drie uur, waaronder een werkelijk ontroerende versie van Here Today, over de dingen die hij tegen John Lennon had moeten zeggen toen die er nog was, Let It Be waarbij alle telefoons in het stadion aangingen, het was een grote, golvende kerstboom (ik maakte bovenstaand panoramafotootje met mijn telefoon), en Live and Let Die met vlammen op het podium en twee keer een enorm vuurwerk in de lucht.

Mijn buurman in de bus terug naar Manhattan, nog steeds onder de indruk, zei: ,,Die songs die er mijn hele leven zijn geweest, daar is hij een van de makers van. En die heb ik nu zien optreden.''

Zoiets had ik ook. Ga maar na: een halve eeuw geleden kwam het album Revolver uit, McCartney was toen 24. In De Zwaan heeft Abbey Road vaak opgestaan. En hier is McCartney, 74, energiek, goed bij stem, hij trad op en ik was erbij. (Een dame uit Harlem maakte deze foto).

Dit is de setlist:
A Hard Day’s Night
Save Us
Can’t Buy Me Love
Letting Go
Temporary Secretary (een vreemde eend in de bijt, enigszins Kraftwerk-achtig)
Let Me Roll It
Foxy Lady (van Jimi Hendrix, alleen een instrumentaal stukje. McCartney vertelde hoe Sergeant Pepper's Lonely Hearts Club Band op een vrijdag uitkwam, en Hendrix, die in Londen was, het zondag al na kon spelen. En hoe hij bij een optreden zo op zijn gitaar tekeer was gegaan, dat hij vroeg of Eric Clapton ook in de zaal was (was hij, maar die wilde dat niet weten) en of die zijn gitaar wilde stemmen (wilde hij niet))
I’ve Got a Feeling
My Valentine (Opgedragen aan zijn vrouw, die bij het concert was, ,,she's a Jersey girl'' zei McCartney, en de zaal juichte)
Nineteen Hundred and Eighty-Five
Here, There and Everywhere 
Maybe I’m Amazed (opgedragen aan Linda McCartney)
We Can Work It Out 
In Spite of All the Danger (een nummer dat hij ooit als demo had opgenomen met The Quarrymen, nog voor de Beatles)
You Won’t See Me
Love Me Do 
And I Love Her 
Blackbird 
Here Today
Queenie Eye
New 
The Fool on the Hill
Lady Madonna 
FourFiveSeconds 
Eleanor Rigby 
Being for the Benefit of Mr. Kite
Something (Opgedragen aan George Harrison)
Ob-La-Di, Ob-La-Da 
Band on the Run 
Back in the U.S.S.R. 
Let It Be 
Live and Let Die 
Hey Jude (ja, ik heb ook uit volle borst mee ge-na-na-na't)
En als toegift
Yesterday
Hi, Hi, Hi
Birthday
Golden Slumbers / Carry That Weight / The End (zeg maar zowat de B-kant van Abbey Road)

(De foto bovenaan is van Bruce Gilbert. Ik heb verder geen foto's of filmpjes gemaakt, enkel geluisterd en meegezongen. Maar er moeten er enkele duizenden zijn.)








zondag 7 augustus 2016

The Old Building


In de parkeergarage onder het Lincoln Center is het zoeken naar de artiesteningang van de Metropolitan Opera, al hangt er een bordje bij. Een vriendelijke, maar onverbiddelijke bewaker geeft je een sticker met je naam, als je tenminste een afspraak met iemand hebt.

Maar dan sta je ook in de gewelven van de Met, die het komende theaterseizoen viert dat ze hier al vijftig jaar zitten. Dat seizoen begint pas in september, maar het is hier nu al druk, voortdurend lopen mensen naar buiten om een luchtje te scheppen of een sigaret te roken. ,,Er zijn hier onderin nergens ramen'', vertelt de bewaker, die voor iedereen op een knopje moet drukken.

Ik had een afspraak met John Pennino, archivaris. Pennino had Nico de Villiers en mij dingen opgestuurd over Richard Hageman, die van 1908 tot 1922 bij de Metropolitan Opera heeft gewerkt, het grootste deel van de tijd als dirigent. Dus ik kwam Pennino ons boekje brengen.

Pennino is een vrij kleine man met een ronde, montuurloze bril en iets van een bochel - precies zoals je je iemand voorstelt die onderin een beroemd operagebouw archieven bijhoudt in gekoelde ruimtes zonder ramen.

Hij werkt hier nu een jaar of dertig, vertelt hij. Daarvoor was hij librarian, maar hij ging altijd al naar de opera. Hij heeft het old building van de Metropolitan nog meegemaakt, dat een heel blok op Broadway in beslag had genomen, tussen West 36th Street en West 40th Street. Daar was de indeling zo, vertelt hij, dat de mensen die de goedkope kaartjes van het schellinkje kochten een aparte ingang hadden en op geen enkele manier in de loges konden komen.

Hij sleurde me in sneltreinvaart door het gebouw, een doolhof van donkerrode gangen, wees her en der op de portretten van beroemdheden (Callas, Carreras, Caruso) en kleine, wisselende tentoonstellingstjes in vitrines.

Bij de trap staan ingelijste portretten van medewerkers van de laatste vijftig jaar, die het aanstaande seizoen een hele wand zullen vullen. Dat spul komt allemaal uit het archief, zijn archief.

De zaal is in verbouwing, dat schijnt elke zomer zo te zijn, dus er stonden steigers dwars over de stoelen heen.

,,Ze hadden hier destijds iets nieuws van moeten maken'', vond Pennino. ,,Niet een imitatie van de zaal uit het Old Building. Want de rest van het gebouw is heel modern.''

De archieven zijn bepaald indrukwekkend - ik wist eigenlijk niet dat theaters zulke uitgebreide archieven bijhielden, zei ik tegen hem. Hier zijn ze er ook eind jaren twintig pas mee begonnen, vertelde hij.

Veel wordt geschonken, zoals kostuums of ontwerptekeningen voor decors, en er wordt nu en dan ook wel wat gejat. Soms duiken contracten (die hebben ze allemaal nog, in principe) met beroemde sterren op eBay op. Het is wel voorgekomen dat de Met er zelf een bod op deed.

Dat van Enrico Caruso zelfs, misschien wel de beroemdste operaster ooit - maar dat was niet te betalen, daar hebben ze nu een kopie van, gekregen van de huidige eigenaar.

In een ruimte zijn van die kasten (is daar een naam voor?) die je heen en weer kunt rollen, tot de nok toe gevuld met hangmappen. ,,Daar hangt Hageman'', wees Pennino. ,,Maar daar heb ik een trapje bij nodig, pak het zelf maar even.'' Hageman hangt maar een mapje verwijderd van Haitink, zag ik. Gezellig, Nederlanders onder elkaar.

In een andere gekoelde ruimte lagen kostuums in dozen met stickers erop. ,,Sommige zijn best vergaan'', vertelde hij. ,,Vooral zijde is niet lang houdbaar.''

Ik moest hem volgen naar helemaal in de hoek, waar een stuk hout stond ter grootte van een kelderluik. ,,Dit komt uit the Old Building'', zei hij plechtig. ,,Het is een stuk uit het podium, voor in het midden. De kans is groot dat Hageman hier ook op gestaan heeft.''

Ik knikte ernstig, dit was niet zomaar wat, dat voelde ik wel. Omdat ik verder niks deed, spoorde hij aan: ,,Vaak willen mensen het even aanraken.'' Er was weinig keus.

Even later gaf ik hem het boekje. ,,We weten nog lang niet alles van Hageman'', zei ik maar vast. ,,Dit boekje bestaat uit wat we zo bij elkaar konden scharrelen.''

,,Geeft niks'', zei Pennino. ,,Het is het eerste boek over hem, ik ga het zeker lezen.''

Hij sloeg het open op een pagina waar een foto van het vorige gebouw op staat. ,,It's the old building'', zei hij waarderend. Volgens mij vond hij het nu al een geslaagd boek.


vrijdag 5 augustus 2016

Heaven's Hot Bagel



Vrijdagochtend toen het regende en ik om acht uur over East Houston (uitspraak hausten, niet joesten) liep, viel Heaven’s Hot Bagel op. Een smal, zaakje waar de meerderheid van de klanten uit politiemensen bestond. Het was er vol.

Aan de ene kant een lange balie met zes man erachter, vitrine vol bagels, schoolborden vol dingen die je kunt bestellen, keukentje, kassa. Aan de andere kant wat tafeltjes, een staande koelkast met flesjes frisdrank en water, en veel politie, met badges op de schouder, die op bagels of omelettes wachten. Ze parkeren gewoon op East Houston, pal voor Heaven’s Hot Bagel.

Vrij dikke, appelvormige mensen, allemaal, met zoveel dingen aan hun riem - handboeien, zaklamp, portofoon, een pistool - dat ze er vaak met één hand op leunen, contrapposto for cops. Op hun badges staan achternamen: Cain, Holle, Wesh, Martinez, Lacerenza.

,,I’ll have a Sesame Bagel, grilled, with cream cheese’’, zegt een vrouwelijke cop, haar ogen opgemaakt als Elizabeth Taylor in Cleopatra. Ze betalen alles zelf, cash.

Ik neem een Breakfast Wrap, een warme vette bom met ei en hash browns met een kleine koffie en zit  aan aan tafeltje met de rug tegen de kast met gekoelde flesjes fris.

Alles maakt hier geluid, de steeds harder vallende regen buiten, het dreunend verkeer, de keuken, de portofoons van de politie, de meisjes die roepen welke bestelling klaar is of wat voor soort koffie mensen willen. De radio met Holiday van Madonna of Billy Jean van Michael Jackson, een politieman zingt met een falsetstem stukjes mee: People always told me be careful of what you do / and don’t go around breaking young girls hearts.

Een delivery man, die net een steekwagen vol dozen bracht, pakt een flesje OJ uit de koelkast. Er is ook een man, kaal, met ketting aan zijn beurs, ketting aan zijn sleutelbos, andere sleutelbossen aan muskatonhaken, muskatonhaken aan muskatonhaken, alles rammelt op zijn linkerheup. Een man met een bandanna aan een tafeltje haalt een briefje van twintig uit zijn zak en vouwt het recht. Er is iemand met een bouwhelm en handschoenen in zijn kontzak. Een mamil met dunne oudemannenbenen uit een wielerbroek.

All the cops have gone, zegt een donkere man die even later als enige politieman is overgebleven. Hij heeft een vriendelijk, haast kinderlijk gezicht. Hij zegt het tegen een serveerster, een kop kleiner dan hij, met een petje en een Italiaans gezicht.

Zijn vrijdagavond is verknoeid, vertelt hij, want vanavond begint zijn shift weer om zeven uur. Maar de hele nacht op stap, net als vroeger, dat doe je toch niet meer at my age. Hij is al dertig, vertelt hij. Als  ik jouw leeftijd had kon ik dat nog wel, hoe oud ben je? Zij is 21. Ja op mijn eenentwintigste was ik een wilde jongen.

Ik zit in mijn hoekje en maak aantekeningen op een servet. Wat dit is weet ik niet, maar het is waar ik naar zocht.

(De foto vond ik op een website van Colleen uit Kansas)

maandag 1 augustus 2016

Books books books

Vlakbij is McNally Johnson, een fraaie boekwinkel waar ze zelfs een kastje hebben met twee planken Belgische, Nederlandse en Zwitserse literatuur, een heel logische indeling. Duits en Oostenrijks hebben weer een andere kast, een eindje verderop.

Ik heb er een foto van gemaakt. Kijk, daar staan vertaalde versies van Mulisch. Nooteboom, Grunberg, Koch. In een andere hoek van de boekenzaak vond ik nog een vertaald gedicht van Simon Vinkenoog, in een door Lawrence Ferlinghetti samengestelde gedichtenbloemlezing. Dit even voor de liefhebbers. Wie alle titels goed wil lezen, moet even op de foto klikken.