donderdag 14 januari 2010

De introductie van het reizen






Tot ik de familie Lont leerde kennen, noemde ik een vakantie altijd een vakantie. Maar zij noemden het 'reizen'. Meneer Lont (hij stond erop dat je hem 'Piet' noemde, maar zo ben ik niet opgevoed) had daar een echte wetenschap van gemaakt. Bij hen thuis in Diepenveen stond de complete reeks Dominicusreisgidsen, als hij ergens heen ging trok hij van tevoren over de kaart met een pen waar een wieltje inzat met een kilometerteller, elk jaar werd de tent gereinigd en opgeborgen volgens een nauwgezet systeem, waarbij iedere haring een nummer kreeg.

Ik leerde hen kennen via zijn zoon Menno, mijn buurman op de studentenflat en diens broer JanJohan, een studentenflat verder. Die reisden natuurlijk ook, dat was hen tenslotte met de paplepel ingegoten. Vooral Menno had dozen vol dia's van Peru en de Verenigde Staten.

Dia's hadden zijn ouders trouwens ook en alle buren eveneens. Ik herinner me een feestje in Diepenveen waar iedereen in de garage reisdia's vertoonde, alsof het een wedstrijd was in wie het verst en het exotischt (is dat een woord?) had gereisd. Ze gingen naar de Sovjet-unie, naar de Verenigde Staten, naar Zuid-Europa... Gek genoeg dook in elke verzameling beelden op van het Amerikaanse park Natural Arches, een must-see voor iedereen.

Als je daar grapjes over maakte was meneer Lont de eerste die lachte, want hij besefte dat het ook wel een beetje raar was, die reizerij.

Hij lachte toch al snel en veel. Als je iets vertelde waarvan hij vermoedde dat het komisch zou worden, begon hij tijdens het verhaal alvast een beetje te lachen, als een aanloopje tot het uitbundige geschater dat hij aan het eind zou laten horen. Ha... Ha ha... Ha... Ha ha ha... HAAA HAA HAA!

Meneer Lont is vorige week overleden.