zaterdag 17 maart 2012

Het zaad is al naar binnen toe



Op woensdag 2 september 1874 overleed Winnetou, de grote en dappere Apachehoofdman. Hij werd 34.

Zo exact staat het niet in de boeken van Karl May, maar er is wel een brief aan een fan bewaard gebleven waarin hij het uitlegt. Karl May zelf stierf op 30 maart 1912, en wordt op het ogenblik volop herdacht.

Ik had maar vier Karl-Maypockets (,,voor zoon en vader''), twee over Kara Ben Nemsi in het Middenoosten en twee over Old Shatterhand en Winnetou in het Wilde Westen. Ik heb ze nog steeds. Achterop staat: ,,Toen hij (Karl May) nog heel jong was, wilde hij al in sprookjes getuigen van zijn grote liefde voor God, mens en dier.''

Om eerlijk te zijn: ik vond ze als kind langdradig. Achteraf is raar, want De Drie Musketiers van Alexandre Dumas, volgens mij veel langdradiger, heb ik twee keer achterelkaar gretig gelezen.

Hoe dan ook: Winnetou als trouwe, dappere vriend, die door het woud kan sluipen zonder dat iemand hem hoort en die aan een afgebroken twijgje kan zien wie hier is langsgekomen, wanneer, met hoeveel anderen en op wat voor paard, blijft hangen. Hij was mijn eerste Nobele Wilde. Later kwamen daar Mowgli, Rahan en Tarzan bij, al was Tarzan eigenlijk geen wilde maar een Engelsman, die de jungle aan zich had onderworpen.

Tijdens een gevecht op de Hancockberg doorboort een kogel - afgeschoten door andere roodhuiden - Winnetous long. Hij zijgt ineen. Zijn bloedbroeder Old Shatterhand (een Duitser die als landmeter in Amerika aan het werk is, en de verteller van het verhaal) is overstuur. Lees maar mee:

,,Heeft mijn broeder nog een wens'', vroeg ik hem.

Hij had de ogen gesloten en antwoordde niet; ik hield zijn hoofd echter in mijn armen en durfde niet de geringste beweging te maken.

(-)

Nog steeds lag de Apache roerloos. De brave spoorwegbouwers, die zich zo goed hadden gehouden, en de settlers en hun families vormden een zwijgende, die aangegrepen kring om ons heen. Toen sloeg Winnetou eindelijk de ogen op.

,,Heeft mijn goede broeder nog een wens?'', herhaalde ik.




Dan komt het. Winnetou, tot dusver een aanbidder van de Grote Manitou, vraagt de omstanders om het Ave Maria te zingen. Ze stellen zich op een rotsblok op en zingen drie coupletten, van de hand van May zelf. Winnetou luistert, de blik op de sterren gericht, terwijl hij de handen van Old Shatterhand vasthoudt.

Toen de laatste klanken vervlogen waren, wilde hij spreken - het ging niet meer. Ik bracht mijn oor dichtbij zijn mond, en met de laatste inspanning van zijn verdwijnende krachten fluisterde hij:

,,Schar-Ih, ik geloof aan de Heiland. Winnetou is een christen! Vaarwel!''

Er ging een krampachtige siddering door zijn lichaam, bloed stroomde uit zijn mond; het Apachenopperhoofd drukte mijn handen nog een keer en strekte zijn ledematen. Toen maakte zijn vingers zich langzaam van de mijne los - hij was dood!


Slap vond ik dat van zo'n trotse Indiaan, die met zijn laatste adem ineens zo'n christelijke kwezel wordt.

Jaren later las ik op een wc-muur:

Te laat, te laat, zei Winnetou
Het zaad is al naar binnen toe.


Een rijmpje dat iedereen lijkt te kennen. Het is toepasselijk, omdat het erop zinspeelt dat Winnetou iemand is die zich op het laatste moment niet aan zijn eigen erecode houdt.

(Een kortere versie van dit stukje was mijn LC-column op maandag 19 maart. Maar dit stuk was eigenlijk het eerste)