,,Raar dat niemand een Vincent van Gogh wil kopen'', zei een man die me passeerde op de hoek van de Voorstreek en de Nieuweburen. Hij had een tas bij zich met daar weer een plastic tas in en keek mij aan.
,,Mijn Van Gogh wil niemand kopen'', zei hij. ,,Hij is maar tien euro.''
,,Dat is wel bijzonder'', zei ik. ,,De meeste Van Goghs zijn veel geld waard.''
,,Wilt u hem niet kopen?'', wilde hij weten. ,,Hij is maar tien euro. Ik wil hem verkopen want ik heb honger. Ik ben dakloos. Dan kan ik wat patat kopen.''
,,Nou ik heb het huis al vol hangen'', zei ik. ,,Waarom probeert u het niet bij het museum?''
,,Heeft u dan geen twintig eurocent voor mij?'', vroeg de man.
,,Daar kunt u nooit patat voor kopen'', zei ik.
,,Maar ik heb ook nog wat muntjes'', zei hij.
,,Weet u wat'', zei ik. ,,Ik geef u een paar munten van 20 eurocent, en dan wil ik de Van Gogh even zien en een foto maken.''
,,U kunt hem ook kopen'', zei hij. ,,Het mag ook voor vijf euro.''
,,Nee ik hoef hem niet te kopen'', zei ik. ,,Alleen even zien.''
Hij haalde hem uit de tas en hield de Koffiemalende Vrouw omhoog, die in museum Kröller-Muller hangt.
,,Het is natuurlijk wel een reproductie'', zei hij. ,,Als hij echt was, dan durfde ik daar niet mee over straat te lopen.''