vrijdag 17 mei 2013
De aanschouwelijkheid is een hoofdvoorwaarde van de historische begripsvorming
Mijn column in de Leeuwarder Courant vandaag gaat over deze pen, gefotografeerd op een van de tafels van cafe De Ossekop.
Je ziet niet goed dat het een pen is, hij zit in dat rechthoekige zakje, maar het is zo'n langwerpige van BIC, zo'n buisje van doorzichtig plastic waar je de inktcilinder in kunt zien zitten. En het is de pen van de beruchte balpenzaak uit 1991. (Eerst: balpenmoord, maar de moord is niet overtuigend aangetoond en de verdachte vrijgesproken).
Hij zat in de hersens van een overleden vrouw, daar gekomen door een ongelukkige val of doordat haar zoon hem er met een kruisboog ingeschoten zou hebben. ,,Mijn mammie was stout, ik haatte haar", zou de jongen later tegen zijn psycholoog hebben gezegd. ,,Dat zij dood is, is mijn schuld."
De psycholoog gaf hem aan.
Fascinerend, dat je zo'n voorwerp zomaar vasthoudt. En zo'n column daarover maakt er dan nog meer van, want ik kreeg zojuist mail van een lezeres, wier oudere broer vroeger bij het slachtoffer in de klas zat. ,,Zij slaagde erin altijd in de aandacht te staan, al was het maar door af en toe flauw te vallen", schrijft de lezeres.
Ze meldt bovendien dat het slachtoffer de kleindochter was van Johan Huizinga, de historicus aan wie de titel van dit stukje is ontleend.
(De foto is van Ruben Annee)