zondag 18 december 2011

Kerstmarkt, Kunstmin en leverworst



,,Zijn de heren op de Kerstmarkt geweest'', vroeg barman Peter van cafe Sint Joris in Dordrecht. We (Lars en ik) waren het binnengegaan vanwege het mooie behang. De inrichting van het cafe kwam niet overeen (van die witte designrestaurantstoelen), maar Peter maakte dat goed. Hij is een ouderwets goede barman, die niet alleen een biertje neerzet, maar ook nootjes en erbij komt staan voor een praatje.

Sterker nog, terwijl we aan de bar gingen zitten zette hij de Turkse muziek uit (de enige anderen in het cafe waren een stuk of zes Turkse mannen, die in een hoek zaten te kaarten) en klonk ineens 'Zondag' van Andre Hazes.



We waren inderdaad op de Kerstmarkt geweest van Dordrecht. Naar het schijnt de grootste van Nederland en in elk geval een erg mooie. Op elke straathoek stond zowat een koortje, zelfs in de kerk (foto hierboven) zongen ze gospels. Er was een levende kerststal met een echte kameel en een Maria met leesbril. En het gulle aantal poffertjeskramen werd nog overtroffen door het aantal suikerspintenten.

Een jongetje ging bijna schuil achter zijn suikerspin.

,,Hadden ze geen grotere'', vroeg ik hem.

,,Jawel'', zei zijn vader meteen. ,,Die staat zijn moeder nu te kopen.''

Een nogal gezette vrouw in een jas stond inderdaad te wachten op haar suikerspin. Niet op een stokje, maar in een groot formaat plastic emmer, waar de suikerspindame de ene streng na de andere in propte, alsof ze een kussen vulde.

Toen de emmer na verrassend lange tijd vol was, mocht ik hem even tillen.

,,Weegt helemaal niks hoor'', zei de moeder al. ,,Maar het is heerlijk.''

,,Hoe eet u dat dan?'', vroeg ik.

,,Heerlijk voor de televisie'', zei ze. ,,Daar doe ik wel twee, drie dagen mee.''

Achter haar rug gebaarde haar man dat het in één avond op zou zijn.

Terug naar cafe Sint Joris. Barman Peter kende de kerstmarkt wel, hij is in Dordrecht geboren en getogen en blij dat hij er weer woont. Lekker rustig: ,,Uiteindelijk wil je toch het liefst huisje, boompje, beestje.''

Want vijftien jaar lang in Rotterdam was hem niet in de koude kleren gaan zitten. Op het laatst had hij daar drie cafes waarvan een in Delfshaven. Maar dat ging daar allemaal zo hard achteruit, daar hadden wij geen weet van. Alles kwam er, Albanezen, Tsjetsjenen zelfs.

Op zich kon het hem niet schelen, iedere klant was welkom, en in de horeca houdt niemand schone handen. Maar soms zaten er wel vijf of zes met wapens in de zaak, en dat vinden andere klanten dan weer niet plezierig. Bovendien, als de politie invalt ben je zo je vergunning kwijt.

,,Kun je daar eigenlijk wel iets tegen doen, als zo'n groep min of meer je zaak overneemt?'', vroegen we.

,,Zeker wel'', zei Peter. ,,Andere muziek draaien bijvoorbeeld. Hier verderop in Dordt is een cafe waar steeds meer kampers kwamen. Dus daar zijn ze klassiek gaan draaien, en Frans. Dat hielp goed.''

,,Of je gaat gewoon hapjes serveren. Leverworst, ham: dat mogen ze niet hebben, he. Je cafe Het Biggetje noemen, dat werkt ook.''

We waren niet zomaar in Dordrecht. Zojuist hadden we Kunstmin bezocht, de schouwburg van Dordrecht, voor een voorstelling van Theo Nijland. Dat is een zanger en liedjesschrijver, die nu ongeveer klaar is met zijn theaterprogramma 'In andere handen'.

Daarin speelt hij zowel zichzelf als een soort Johannes Heesters, die in deze voorstelling Carl Östers heet. Ga maar na: Östers is een stokoude operettezanger, die in Duitsland triomfen had, maar in Nederland verguisd wordt omdat hij voor Hitler en misschien zelfs in een nazi-strafkamp op heeft getreden. De namaak-Heesters was nogal hatelijk over zijn generatiegenoten: Marlene Dietrich en Lotte Lenya vond hij maar niks.

Het was kleinkunst, dus je moet er van houden. Nijland kan een knap moppie spelen, maar het gleed bij ons langs. Het ging eigenlijk nergens naartoe. Dit is ook een manier om met Jopie Heesters om te gaan, stelden we na afloop vast, maar die van ons is leuker.


Daar vielen we barman Peter allemaal niet mee lastig, alleen al omdat hij zelf zoveel te vertellen had. Zo begon hij er zonder aanleiding over, dat hij nooit in voodoo had geloofd, maar tegenwoordig wel. Marokkaanse voodoo, wel te verstaan.

Hij was zeven keer in het land geweest, en echt waar jongens, daar heb je zo honderd vrouwen om je heen. Mensen hebben het over Thailand, maar dit is veel erger. Dat was hem de eerste keer in Marokko zuur opgebroken, hij was blij dat hij weer thuis was en zijn lichaam kon herstellen.

,,De vrouwen daar hebben een iets dat ze in je drankje doen en dan ga je naar ze verlangen'', verklapte Peter. ,,Maar als je ze afwijst, zijn er ook andere middeltjes.''

Dat had hij een keer gehad: 's avonds helemaal ziek en misselijk. Zwart braaksel kwam er uit zijn mond, terwijl hij niks van die kleur had gegeten. Terug in Nederland stuurde zijn arts hem meteen naar het ziekenhuis, dit hadden ze nog nooit meegemaakt.

,,Peter!'', riep een van de Turkse kaartende mannen in de hoek.

Hij ging erheen om te bedienen, ons met een cliffhanger achterlatend.

Want we moesten met de trein terug. Daarin zat een mooie hazewindhond (bovenste foto) die naar ons keek alsof hij ook niet alles begreep, maar het wel interessant vond. Zo'n gevoel hadden wij in elk geval aan Dordrecht overgehouden.