vrijdag 7 september 2018

De nog te kleine schaar frisisten


Toen het Fries Genootschap in 1927 honderd jaar bestond werd dat gevierd met de speciale uitgave Oudfriesche Oorkonden van P. Sipma.

Een ,,groots Nederlands werk'', noemde De Nieuwe Taalgids het. En Sipma verdiende ,,oprechte hulde en dank''.

,,Niet alleen van de nog te kleine schaar frisisten, maar ook van de germanisten in het algemeen, voor het bij uitstek nuttige, maar veel tijd en geduld eisende werk, dat hij op zich heeft genomen om de weg voor de friese taalstudieën te effenen. Want het grootste bezwaar bij die studiëen was totnogtoe het ontbreken van betrouwbare tekstuitgaven.''

Vier delen schreef Pieter Sipma, uitgegeven bij Martinus Nijhoff en ze lagen al lange tijd bij mij op zolder. Erfenis van pake.

Deze week zette ik ze op Facebook, want er is vast wel iemand van de inmiddels wat grotere schaar frisisten die er wat mee kan.

Daar meldde zich, via Wieke Wiersma die zijn lerares filosofie is geweest, Wytse Willem Pel uit Heerenveen. Net even eerder dan André Looijenga, sorry André.

Zonet stond hij voor de deur, met zijn pa als chauffeur, om de vier boeken op te halen. Hij studeert in Leiden, vertelde hij, en wil via allerlei andere oude talen uiteindelijk naar het Fries van voordat dat werd opgeschreven.

Hij sprak me voortdurend met ,,jo'' aan en was benieuwd hoe ik ,,mevrouw Wiersma'' kende. Ja, wie kent Wieke Wiersma nu niet, zei ik.

Ik had er een fles wijn voor gevraagd, en hij had er eigener beweging een droge worst en nootjes bij gedaan. Een goede ruil dacht ik zo. Niet alleen heb ik nu wijn, ik kan me later, als hij een beroemd taalgeleerde is geworden, op de borst slaan omdat ik daaraan heb bijgedragen.

Zijn vader heeft bovenstaande foto gemaakt en toen vertrokken ze. ,,Wy sille wer nei DKV'', zei pa.