maandag 18 december 2017
Jean-Claude!
Na het eindexamen van mijn middelbare school nam mem me mee naar Parijs. Later zou ze dat met Waling ook doen, met Giso ging ze naar Londen. Heeft ze op latere leeftijd nog vaak over gepraat, want Londen kende ze zelf eigenlijk ook niet.
Parijs was geen verrassende keus, want daar had mem in de jaren vijftig twee jaar gewoond en gewerkt, au pair bij het gezin van de Nederlandse ambassadeur, de familie Vigeveno.
Mem en ik logeerden in een hotel vlakbij de Sorbonne en deden alles wat toeristen horen te doen. Veel wandelen, de Eiffeltoren langs, het Louvre, naar Printemps, de Tuilerieën, de Champs Elysées en het Jeu de Paume, waar destijds alle impressionisten hingen. Op een dag ging Aly Scherpenhuizen, die tegelijkertijd ook in Parijs was, met ons mee, we hadden afgesproken op de Pont Neuf, maar dat bleef bij die ene dag want we liepen haar te veel.
Ook beklommen we de torens van de Notre Dame. Toen we weer beneden kwamen en de straat wilden oversteken, rende er een klein Frans vrouwtje over de zebra op mij toe en riep al van verre: Jean-Claude! Jean-Claude! Ze had een hoofddoekje en een grijze jas, maar misschien heb ik dat er later ook wel bij bedacht omdat Franse omaatjes er altijd zo uitzien.
Toen ze bij me was pakte ze me bijna huilend om mijn middel vast. Veel hoger reikte ze ook niet. Het Frans van mijn moeder was beter dan dat van mij, ze vroeg wat er was, en het vrouwtje legde uit dat ze haar kleinzoon Jean-Claude al jaren niet meer had gezien om redenen die te ingewikkeld waren om zo snel te verstaan, en nu kwam ze hem zomaar op straat tegen.
Maar dit is uw kleinzoon niet, legde mijn moeder uit, dit is mijn zoon en we komen uit les Pays-Bas.
Dat was duidelijk een grote teleurstelling voor de oma van Jean-Claude. Ze bekeek me nog eens goed, zei au revoir en stak de weg weer over.
Het schoot me deze week te binnen toen ik de Notre Dame passeerde. Zo wordt een stad steeds interessanter als je er vaker komt, want hij vult zich met verhalen.