zaterdag 31 mei 2003

Leesvoer

Een belangrijke vraag als je op vakantie gaat, is altijd: Wat voor boek neem je mee. Helemaal als je een langere tijd gaat, want je moet het de hele tijd meeslepen. Meestal maak ik een goede keuze, maar deze keer, moet ik bekennen, is het waardeloos. Ik had Bill Bryson, 'The Lost Continent' in het vliegtuig op de heenweg al uit. Daarna las ik 'Lucy's Bones, Sacred Stones & Einstein's Brain', een boek over beroemde voorwerpen als die uit de titel, de geschiedenis erachter, en waar ze nu zijn. Leuk hoor, maar daarvan sloeg ik de laatste bladzij dicht in het hostel van Calgary. Dat waren de twee die ik had meegenomen. In Guelph, een stadje bij Toronto, had ik een boek gekocht waarin een zootje geleerden schrijft waar het de komende vijftig jaar met de wetenschap heengaat: ik dacht, dat is vast zo moeilijk, dat heb ik niet zo een twee drie uit. En dat klopt op zich wel. Ik zou natuurlijk een boek dat ik al uit heb ergens kunnen laten liggen, dat is zo tegennatuurlijk, dat doe ik alleen in uiterste nood.

Maar eigenlijk had ik natuurlijk zo'n dikke, onbegrijpelijke Amerikaanse roman mee moeten nemen. Dat bedacht ik ineens toen in ik in Calgary iemand 'Infinite jest' zag lezen van David Foster Wallace, een enorme pil waar ik niet verder in ben gekomen dan de eerste 150 bladzijden, die wel heel veelbelovend waren. Of ik had 'The Royal Family' kunnen nemen, ook zo'n vetzak, van William T. Vollman. Die boeken hebben als voordeel dat als je er een paar dagen niet in hebt gelezen, je meestal 50 bladzijden terug moet om de draad op te pakken. Hier in het hostel in Jasper zag ik iemand met 'Ulysses' van James Joyce. Kijk, die heeft zich goed voorbereid. Hij zat wel een uur naar dezelfde bladzij te kijken.