Paranoia
Sjoerd had me van het vliegveld opgehaald met Brian, de student die mijn zwarte piet zou zijn. Brian spreekt Engels, al is het niet altijd makkelijk om een grapje tegen hem te maken.
Onderweg over de grote verkeersader dwars door Caracas – als verkeersdeelnemer hoor je daar te mopperen over El Cola, de file, die er altijd is – drukte Brian het slotknopje van de passagiersdeur in. ,,Is better’’, zei hij.
Ik was toch al op mijn hoede, want over Caracas hoor je de raarste dingen. Frank Brouwer op Ameland had me twee dagen eerder verteld dat zijn ouders er eens waren, en ze bij aankomst op het vliegveld zagen hoe een man vanuit een rijdende auto bij zijn rugzak was gegrepen en meegesleurd, net zolang tot de rugzak los was.
,,Wat moeten ze stelen dan?’’, zei Sjoerd. ,,En waar moeten ze zo snel heen?’’ Dat kon Brian zo niet zeggen. ,,Is better’’, herhaalde hij. Misschien waren het de motors en scooters, die voortdurend handig door el cola heenglipten.
Sjoerd had zelf ook zo’n anekdote: een paar weken geleden was de Argentijnse marine-attache hier aangekomen. ,,Hij had een rolex om, want bij de Argentijnse marine verdienen ze blijkbaar meer dan bij die van ons.’’ Hij werd opgehaald met een auto met diplomatiek nummerbord. Die werd even later klem gereden door twee motoren, de Argentijn kreeg een pistool tegen zijn hoofd en moest zijn rolex afstaan.
,,A visit to the capital is inevitably tinged with fear’’, zegt de Lonely Planet. Dat zijn altijd nogal bangmaakgidsen, al zeggen ze verderop dat al die verhalen de paranoïde atmosfeer van de stad versterken, maar je je niet moet laten tegenhouden om de stad te verkennen. Dat ga ik straks doen en mijn fototoestel gaat mee, voor het geboortehuis van Simon Bolívar.
(De lieflijke lichtjes op de foto zijn van de wijk Petara, de grootste barrio van Latijns-Amerika, waar elk weekeinde doden vallen).