zondag 29 februari 2004

Der Hund



Het Lago de los Tres is bovenop een berg van grit en steen, waar je maar moeizaam bij opkomt. Maar het uitzicht moet er erg de moeite waard zijn, dus iedereen ploetert zich een weg naar boven.

Bovenop zit iedereen voldaan een broodje te eten, naar de prachtige Mount Fitz Roy te kijken of de her en der rondzwevende condors. Een man in een Hugo Boss-broek knoopt een praatje met me aan. Hij is Oostenrijker.

,,Ik ben hier met het vliegtuig vanuit Buenos Aires gekomen'', vertelt hij. ,,Mijn collega is in de stad gebleven. Hij heeft de hond bij zich, en een vlucht voor een hond, daar moet je wel 1500 pesos voor betalen.'' (Dat is iets minder dan 500 Euro).

,,Dat is duurder dan voor een mens!'', zeg ik. ,,Hij had beter zijn vrouw mee kunnen nemen.''

,,Met zijn vrouw is het voorbij'', zegt de Oostenrijker. ,,Er hat nur noch seinen Hund.''

Trust the crampon



Crampon was voor mij tot nu toe een onbekend woord. Het is een ijzeren zool met rondom punten eraan, die je onder je schoen bindt als je op een gletsjer wilt lopen. Hij ziet er ruig uit, als iets dat door een reus met leren schort is gemaakt in een onderaardse smederij, die net zo lang op een stuk ijzer sloeg tot het de goede vorm had.

Zonder crampon kun je niet op de glaciar del Torre, hier in Patagonie (El Chalten, voor wie het precies wil weten). Het komt dus goed uit, dat je ze erbij krijgt als je een tocht boekt onder leiding van een gids (drie gidsen zelfs, op een groep van tien), de gletsjers op. Een dagtocht duurt 12 uur, want het is een eind lopen om bij de gletsjers te komen, die als trage pap tussen de messcherpe bergen omlaag hangen. Je moet zelfs een stukje hangend aan een haak over een rivier. ,,Als je eraf valt, ben je dood, want het is allemaal steen daar beneden'', zegt een van de gidsen.

Pas op het ijs, dat eruit ziet als gemalen wit glas waar zand en kleine steentjes op zijn gestrooid, moeten de crampons onder. De Argentijnse uit ons gezelschap (verder alleen Europeanen) heeft er veel moeilijkheden mee. Ze irriteerde me al toen ze voor me liep - soms heb je dat met mensen - ze loopt langzaam, af en toe moet ineens de rugzak af en open, ze glijdt nu en dan bijna uit. Ze is gewoon wat onhandig, en al is dat geen schande, toch kan het je ergeren.

Op het ijs wordt het nog moeizamer. Ze zet haar voeten te dicht bij elkaar, ze is onzeker waar ze de volgende stap zal zetten. Ook een Britse is niet op haar gemak. ,,Trust the crampon!'', zegt de hoofdgids keer op keer. Stevig stappen en op de crampon vertrouwen. Ik vertrouw er ten volle op, het heeft veel meer grip dan een schaats, waar ik nog nooit op vertrouwd heb.

Je kunt er zelfs een steile wand mee op. Dat doen we bij de lunchpauze, voor wie het wil, althans. Ik wil het, ik geef mijn (nieuwe, volautomatische) camera aan een student uit Staffordshire, met het verzoek me zo stoer mogelijk op de foto te zetten. Je krijgt twee houweelachtige stokken, die sla je in de wand, dan schop je je voeten erin (een crampon heeft twee vooruit stekende Draculatanden van ijzer) dan de houwelen wat hoger en zo voort. Het is niet erg moeilijk.

,,Ik heb geen foto kunnen maken'', zegt de Brit als ik weer beneden ben. ,,Er flitste steeds iets en hij weigerde verder.'' Dat heb ik zelf ook gemerkt. Dit was een van de weinige Nikons die ik kon vinden in Buenos Aires, dus ik zit aan al die ingebouwde elektronica vast, maar als er even iets niet goed aangesloten zit, doet ie niks. Dus bewijs heb ik niet, maar ik ben bij een ijsmuur opgecrampond.

woensdag 25 februari 2004

WC



Speciaal voor Jaap, aan wie ik op elk toilet in het buitenland wel eens denk.

Hier in Argentinie, in alle (4) hotels waar ik tot nu toe was althans, is het de bedoeling dat je het gebruikte toiletpapier in een mandje of emmer doet, die naast het toilet staat. Vanwege mijn grondige Europese opvoeding en al bijna 45 jaar zindelijkheid gooi ik nog wel eens per ongeluk een papiertje in de pot, maar dat blijft bij een velletje want voor sufferds zoals ik hebben ze overal waarschuwingen opgehangen.

Het is een beetje een vies idee, vind ik zelf, maar de emmertjes worden vaak geleegd en meestal zit er een discreet deksel op. Erger dan dit is het niet, maar zodra ik een sterk staaltje tegenkom, laat ik het je meteen weten. Overigens heb ik nog geeneen toilet gezien dat zelfs maar kan tippen aan dat tot de rand gevulde van het Sofitel in Bamako.

dinsdag 24 februari 2004

LADE



Vliegmaatschappij LADE is aan de Argentijnse luchtmacht verbonden, maar verkoopt ook aan gewone mensen. Omdat de kaartjes heel erg goedkoop zijn, ergens met de bus heen reizen is maar een paar pesos minder, is het de geheimtip in het hostel van Ushuaia. Wil je ergens heen, steek dan eerst je licht op bij Lade.

Alleen om het krijgen van informatie is het kantoor al de moeite waard. Ik wist niet dat de jaren vijftig nog ergens actief werden uitgeoefend, maar bij Lade weten ze wat mooi is. Aan een muur een enorme perspexplaat met het logo van Lade, een condor met gespreide vleugels boven een bol waar LADE in staat. Rondom allerlei schildjes die ze hebben gewonnen of zo, aan een andere muur kleurenfotos van de hele vloot, maar gebleekt alsof er dertig jaar zonneschijn overheen is gegaan en allemaal een beetje uit het lood hangend. Daarvoor zit de dame van Lade, een echte oude kantoormevrouw met een bril, die me welwillend aankijkt maar resoluut geen Engels spreekt.

Als de Lade-lady een ticket voor je maakt, schrijft ze dat met de hand, met vijf stukjes carbonpapier die ze tussen alle blaadjes legt. Allerlei cijfers in allerlei vakjes, ze drukt zo hard mogelijk met de balpen anders staat er niks op het onderste velletje, en dat is het enige dat je als klant meekrijgt. Het is onduidelijk wat ze met de overige vier ingevulde velletjes doen. Die gaan natuurlijk naar de luchtmacht en naar een veiligheidsorganisatie, waar iemand ze in een map of doos doet die genummerd wordt en in een schemerige overheidskelder opgeborgen voor later.

Op de dag van vertrek moet je eerst naar het kantoor, waar ze je naam op een lijst afstrepen, als bewijs dat je echt meegaat. Dan op het vliegveld strepen ze je aan op dezelfde lijst, maar nu een schone print zonder die streepjes van vanmorgen. Het was volgens mij zelfs dezelfde man die dat deed. Vervolgens wegen ze je bagage, en zetten het gewicht op een andere lijst. Het viel me een beetje tegen dat we zelf niet gewogen werden, zodat ze precies weten hoe zwaar deze vlucht is en scherp afgemeten kunnen tanken.

Een Ier die naar Australie gaat verhuizen en tot die tijd door Zuid-Amerika reist, vertelde in de vertrekhal dat van een Argentijns toestel - of het van Lade was wist hij niet - een keer een wiel afviel, direct na het opstijgen. Het wiel rolde dwars door de omheining. De piloot was later op tv, en zei schouderophalend dat je met een wiel minder ook uitstekend kunt landen, net zoals je met een oog ook nog van alles kunt zien.

We waren dus op alles voorbereid, zodat de verrassing van het mooie, nieuwe, frisse en niet eens volle toestel des te groter was. We landden gewoon op alle wielen. Het is dat ik een stukje wil bussen om niet steeds over dit enorme land heen te vliegen, anders nam ik van hier (El Calafate, waar een beroemde gletsjer op me ligt te wachten) weer Lade. Dit zou onze luchtmacht ook moeten doen in plaats van de hele dag herrie maken op de vliegbasis, waar je als gewone burger niks aan hebt.

zondag 22 februari 2004

El Petiso Orejudo






Het Maritiem Museum van Ushuaia kan ik iedereen aanbevelen. Er is niet veel maritiems te zien, maar wel heel veel over de geschiedenis van het gebouw, dat een gevangenis was om moordenaars lekker ver weg op te bergen. Ushuaia is er min of meer speciaal voor opgericht.

Lange gevangenisgangen, smal en twee lagen hoog, met links en rechts kleine cellen waar ze over hun zonden zaten na te denken, de moordenaars en de dieven en de politieke gevangenen, tot de gevangenis in 1947 werd gesloten.

In een vlaag van inspiratie hebben ze van de beroemdste gevangenen ruwe etalagepoppen gemaakt, en die in allerlei houdingen in de cellen gezet. Aan de muur hangt het verhaal, in het Spaans en Engels.

In een van die cellen staat een klein jongetje met grote flaporen en een touwtje in de vingers. Dat is El Petiso Orejudo, een beruchte rotjongetje dat in 1912 Buenos Aires onveilig maakte door andere kinderen in de fik te steken, te wurgen, of een spijker in de slaap te hameren met een steen. Als hij 's morgens de deur uitging dacht hij al, wie zal ik vandaag eens vermoorden, vertelde hij ijskoud toen hij was opgepakt.

Goed bij zijn verstand was hij niet, maar in de inrichting stond hij andere patienten naar het leven. Dus hij moest maar naar Ushuaia. Daar ontpopte hij zich tot modelgevangene, die toen hij had leren schrijven trouw brieven naar zijn familie stuurde, die niet beantwoord werden.

Een theorie was, dat zijn misdadige inslag aan zijn flaporen lag, dus daar is hij in 1927 aan geopereerd. Er deden verhalen de ronde dat ze helemaal werden afgesneden, en daarna gewoon weer zijn aangegroeid. In 1944 overleed hij, officieel aan de gevolgen van een maagbloeding, maar men meent te weten dat medegevangenen hem hebben doodgeslagen.

Nu staat daar een pop met grote oren en een touwtje - daar wurgde hij leeftijdgenootjes mee - in de wit verlichte cel. Een vader loopt naar binnen met een kind op de arm. Moeder spoort kindlief aan om een van de flaporen van de pop beet te pakken, en maakt schaterend een foto. Dan lopen ze verder, de geschiedenis van deze Petiso Orejudo hebben ze niet eens gelezen. Die had wel raad geweten met een kind dat zomaar aan zijn oren trok.

vrijdag 20 februari 2004

The smell of napalm in the morning



Het is heel interessant, had Marco me verteld, om dezer dagen met de taxi te gaan in Buenos Aires. Want iedereen, leraren, ambtenaren, wat al niet, heeft in deze dagen van crisis (waar je overigens weinig van ziet, Buenos Aires houdt de stand goed op)wel een bijbaantje als taxichauffeur.

De chauffeur die me naar het vliegveld reed, was geen ambtenaar of leraar, maar hij had jarenlang een restaurant op Capri gehad, in Italie dus. Eerst informeerde hij of ik Spaans sprak, maar toen bleek dat ik een mondje Italiaans kende, was het hek van de dam. Dat Nederland zo'n mooi land is, hij was een weekeinde in Amsterdam met vrienden. Hoe fantastisch de Italiaanse keuken is, en trouwens, die van Zuid-Spanje ook. Hoe vervelend Franse klanten in je restaurant zijn, die geen enkele andere taal spreken dan hun eigen en hoe hij ze soms terechtwees.

En waar ik heen zou vliegen? Ushuaia, zei ik. Nou, daar was het helemaal geweldig, Tierra del Fuego, allemaal kleine eilandjes. ,,Kent U Apocalypse Now?'', zei hij er meteen achteraan. Ja natuurlijk, die film ken ik wel. ,,Het is daar net Apocalypse Now!'', zei hij enthousiast.

Ik ben er nu en heb de hele dag gehiked door de mooie woestenij langs de grens met Chili. Er zijn kiezelstranden, heel erg groene klaverweiden, beverdammen, het water van het Beagle Canal (Darwin voer er op de Beagle door, vandaar) ruikt enorm naar zee, soms verras je al wandelend konijnen of dikke grijze ganzen, rondom zijn er van die scherpgetande nieuwe bergen, het is hier en daar heel drassig, veen-achtig, af en toe zijn er velden dode, witte bomen tussen de levende.

Tierra del Fuego doet aan van alles denken, kortom, behalve aan Apocalypse Now.

donderdag 19 februari 2004

The people



Zonder dat ik er ook maar iets van heb gevoeld, heeft iemand gisteren de band van mijn fototoestel doorgesneden of -geknipt, en is er er met het apparaat vandoor gegaan. De laatste fotos die ik heb genomen waren van het beroemde waterleidinggebouw, gebouwd in wat Peter Karstkarel vermoedelijk een eclectische neostijl zou noemen.

Een wandeling later wilde ik een raar beeld van Eva Peron kieken. Zomaar ineens kon ik het fototoestel niet vinden. Ik zal het toch niet ergens zomaar hebben laten liggen, was het eerste wat ik dacht. Het tweede wat ik dacht was een lelijk woord. Het derde: gelukkig heb ik net het filmpje verwisseld, dus ik heb de kiekjes nog van de witte tijger en van Marta Ramos, een kennis van Rita met wie ik ben wezen eten.

,,Is hier ergens een politiebureau?'', vroeg ik aan een agent. Die staan hier overal op straat. Ik sprak mijn langzaamste Engels/Frans/Italiaans-combinatie, hij legde met opgehouden vingers uit, hoeveel blokken naar rechts en links, en schreef het adres op een papiertje.

Ach, zo kom je nog eens ergens: anders had ik nooit een Argentijns politiebureau van binnen gezien, met bewapende agenten met kogelvrije vesten, die elkaar zoenen als ze afscheid van elkaar nemen. Want dat doet iedereen hier, zoenen. Iemand een hand geven is een beetje raar, zelfs als je elkaar voor het eerst ziet. (Ik heb bv. niet alleen Marta al verschillende malen gezoend, maar ook haar huisbazin. En freelance journalist Marco Sedda, een kennis van Dick. En iemand die bij hem in de flat woont en we bij de lift tegenkwamen.)

Het maken van een procesverbaal duurde twee uur, want de vrouw die me ondervroeg was niet erg op de computer thuis en vroeg haar buurvrouw achter de balie steeds hoe het moest. Die buurvrouw was een agente die zo zwanger was dat ze geeneens een uniform meer droeg, maar een hemdje dat bol gespannen stond. Ik kreeg een mooie verklaring met een stempel en een handtekening.

,,Ik had je gezegd, je moet oppassen'', zei Marta. De huisbazin deed voor, hoe je altijd goed om je heen moet kijken in deze stad. Marco schudde zijn hoofd, en zei dat het met de criminaliteit in Buenos Aires in het algemeen meevalt, vergeleken bij Europese steden. In elk geval, weg is weg, ik ga een nieuwe kopen want vanmiddag vlieg ik naar Vuurland, in het uiterste Zuiden dat ze hier ook Patagonie noemen.

woensdag 18 februari 2004

Gurbe



De dierentuin van Buenos Aires is erg de moeite waard, al zijn sommige kooien nogal aan de nauwe kant. Maar beesten in een dierentuin hebben het beter voor elkaar dan beesten in het wild, ze hoeven niet de hele tijd te rennen voor hun voedsel en ze lopen zelf geen kans om te worden opgegeten. Ze kunnen de hele dag ongestoord slapen of heen en weer lopen langs de tralies. Bovendien kun je hier zakjes voer kopen, wat iedereen doet. Vooral de apen, die heel handig kunnen vangen, profiteren daarvan.

Het prachtigste van de dierentuin is de albino Siberische tijger, spierwit, met zwarte streepjes, die elegant op een rotsblok ligt te slapen en af en toe om zich heen kijkt met een blik van 'Ik weet best dat ik het mooiste dier hier ben maar doe of dat me niks kan schelen'.

Anderhalve maand geleden kreeg de tijger zes jongen en die zijn ook allemaal wit. Als groot formaat poezen rollen die over elkaar heen, steeds als eentje ligt te slapen komt er een ander om hem in de nek te bijten. Ze hebben mooie witte kopjes en lekkere mollige pootjes, ze zien er heel aaibaar uit kortom. Iedereen zet ze op de foto en staat verrukt te gillen.

Bij het toegangskaartje krijg je ook een formuliertje, waarop je een naam kunt opgeven voor deze bebes de zoo. Vooral kinderen, en vooral meisjes, vullen dat in: ik loer op het papiertje dat een meisje ingespannen, het puntje van haar tong tussen de lippen, invult, haar lijkt dizzy een mooie naam toe.

Ik vul mijn papiertje ook in, met adres en al. Dus als een witte tijger in Buenos Aires straks Gurbe heet, een uitstekende dierennaam, weet je wie je moet bedanken.

dinsdag 17 februari 2004

Leven op zee



Helemaal boven op de Zim Argentina III, op het dak van de brug, was in de harde zon Krzysztof aan het werk, de elektrician. Hij is zo iemand, die overal wel een karweitje vindt, en als hij klaar met een brede glimlach bij je aan tafel komt zitten om te horen of je nog wat leuks te melden hebt, of zelf iets te vertellen. Want Krzysztof (geboren in Polen, opgevoed in een kibboets in Israel, een jaar in Brazilie gewoond, zijn zoon is hoogleraar filosofie in Poznan en Athene, zijn vrouw verkoopt real estate) is werkelijk overal geweest. Tot in Bangla Desh toe, waar het stinkt.

,,Ken je Joseph Conrad Korneziowski?'', vraagt hij op het dek boven de brug. ,,Die heeft geschreven dat er drie soorten mensen zijn, levende, dode en zeelui.''

Hij illustreert dat met de Filippijnen aan boord (de bemanning is achttien man, veertien ervan zijn Filippino). Die hebben contracten voor tien maanden, en vragen dan meestal een verlenging. Dat had ik van een van hen ook al gehoord, die wilde veel geld verdienen om te kunnen trouwen. ,,Het komt omdat ze een plan hebben'', zeg ik.

Dat hebben ze allemaal, zegt Krzysztof, ze hebben een plan als ze 26 zijn en nog steeds als ze 60 zijn. ,,Het zijn dromers. Niks op tegen, als je niet droomt kun je net zo goed dood zijn.''

Maar Filippino's, legt hij uit, kunnen na een tijd op zee het leven op het land helemaal niet meer aan. Op zee is alles geregeld, je werkt, je ontbijt om acht uur, luncht om 12, dinert (is dat een werkwoord?) om zes, 's avonds kijk je video met zijn allen of je doet karaoke als er wat te vieren is. Het leven op het land is dan na verloop van tijd erg ingewikkeld en onvoorspelbaar geworden, ,,omgaan met de vrouw, zelfs winkelen of de elektriciteitsrekening betalen zijn dan heel moeilijk, ze hebben het nooit gedaan, ze zijn er bang voor.''

maandag 16 februari 2004

Sietzen



Duitsers die je niet kent hoor je te sietzen, je spreekt ze aan met Sie. Dat deed ik ook met kapitein Mark Altmann, een aardige man die lange tijd niet wist wat hij wilde, vijf jaar geleden nog televisies en koelkasten verkocht en nu master is.

Hoewel hij heel vriendelijk en informeel is, is het respect voor de kapitein groot. ,,Na God is hij hier de baas'', zei Harold, de Filippijnse third mate. Zelf hoopt Harold ook kapitein te worden, maar dat zal niet in Europa zijn, want Europese reders nemen geen Filippijnen aan in zulke functies. De verzekering gaat dan dwarsliggen, heeft de rederij hem verteld.

Ik had voor alle zekerheid zelfs een stropdas in mijn tas gegooid, want je weet het maar nooit met Duitse kapiteins, maar die is in de tas gebleven. Altmann liep zelf in Adidasshorts en T-shirt. ,,Ik heb wel een uniform'', vertelde hij, ,,maar dat draag ik alleen in Afrikaanse havens, in Zuid-Amerika is het niet notwendig.''

Aan het eind van de reis sietzen we elkaar nog steeds. Na hoeveel tijd houdt men daar in Duitsland mee op, vroeg ik hem vlak voor we Buenos Aires binnenvoeren. Want de Chief Engineer, ook Duits, spreekt hem al lang met de voornaam en jij en jou aan.

Meestal stopt het al na korte tijd, vertelt Altmann. Maar als kapitein houdt hij het in zakelijke betrekkingen liever wat formeel. ,,Zoals men in Duitsland zegt, je kunt makkelijker zeggen Sie Arschloch dan Du Arschloch'', verklaart hij.

De dame



De dame die de overtocht ook als passagier maakte, heeft me haar kaartje gegeven. Ze gaat eerst met haar jongste dochter een paar dagen naar een bungalowtje, daarna verwacht ze me een keer bij haar thuis.

Ik heb er hoge verwachtingen van, want ze kent iedereen. Haar vader was diplomaat en boer, en tenminste een van haar twee echtgenoten was ambassadeur. Schrijver Alfredo Bioy Casares (al overleden) kwam wel bij hen over de vloer, ze heeft zelfs Chagall een keertje gezien al dacht ze dat hij de tuinman was.

En in de officer's recreation room bladerde ze in een van de Duitse bladen die er liggen, Frau, waarin ze foto's zag van Willem Alexander en z´n dochtertje. Ze wees op Maxima. ,,She´s a brunette'', zei ze. Ze kende haar wel, vroeger had dat meisje verkering met een vriend van haar dochter en met feestjes kwam ze bij hen thuis over de vloer. Dat met die vriend is dus niks geworden, maar die was wel bij de royal wedding geweest, vertelde de dame.

Anders dan de ouders van Maxima, die er niet bij mochten zijn, daar had ze over gelezen. ,,Een grote politieke rel was het´´, vertelde ik haar. Ze schudde haar hoofd en zei tsk tsk tsk.

zaterdag 14 februari 2004

Kleinstadt




Toen kapitein Mark Altmann me een van de eerste dagen van de bootreis de Zim Argentina III liet zien, zei hij onderweg ergens dat zo'n vaartuig eigenlijk ,,eine Art Kleinstadt'' is. En zo is het ook, een witgeverfd stalen stadje op een andere planeet, met een veelkleurig, vloeibaar oppervlak en een tijdsverloop, dat op het vasteland zo goed als onbekend is.

Ik geloof niet dat ik ooit zo'n leuke reis heb gemaakt, maar ik moet in mijn dagboeken kijken om duidelijk te maken waarom precies. Want het leven aan boord bestaat uit talloze klusjes, het verlopen van de tijd merk je alleen aan de regelmatige maaltijden en de grootste vorm van vermaak is conversatie.

Alle onderwerpen zijn welkom. Of dat nu het de eigen kinderen zijn, autorovers in Letland of die mytische ene container, die tussen al die miljoenen containers die her en der over de wereld verscheept worden in Genua als enige over moet zijn gebleven. Volgens het verhaal zaten er vier zorgvuldig ingepakte globes in, helemaal van edelstenen en mahoniehout gemaakt. De kapitein had er uiteindelijk zelf een gehouden, een ging naar de agent, twee naar de rederij. Of het waar is, weet ik niet, maar het is wel interessant.

In het algemeen kun je zeggen dat je bij een reis op een containerschip niet te veel moet plannen. Want alles gaat steeds anders. Eerst lijkt het er bijvoorbeeld op, dat we maar heel even de Braziliaanse haven Vitoria aan zullen doen en dan weer verder. Maar als we er vlak bij zijn, blijkt dat de haven (twee ligplaatsen voor containerschepen slechts) vol is. Buiten op de oceaan dobberen al een heleboel schepen, allemaal aan het anker, allemaal dezelfde kant uitwijzend door de wind en de stroming.

Op het laatste moment, als je er al bijna voorbij bent gevaren, kan een haven ineens toegevoegd worden aan de route, zoals Montevideo, toen we er al bijna waren.

De enige andere passagier, een kwieke dame van 71 die in Parijs woont en ook een huis heeft in Buenos Aires, ze reist elk jaar heen en weer met vrachtschepen want ze houdt niet van vliegen, had het op een gegeven moment een beetje gehad met al die verrassingen. Tsk tsk tsk, zei ze dan hoofdschuddend. ,,This is the worst company I have ever sailed with.''

Hoewel ze heel beschaafd is (ze is de eerste die ik de olijfpitten echt helemaal zoals het hoort ongemerkt in de hand zie spuwen) en altijd opgeruimd, zegt ze zelfs een keer ,,I hate this company.'' Maar de kapitein, die ze bij elke maaltijd apart groet, neemt ze niks kwalijk, ze informeert naar de eerste stapjes van het dochtertje van de kapitein thuis, dat net een jaar is geworden.

Elk plan aan boord loopt anders. Gisteravond voeren we Buenos Aires in, het is net Manhattan waar je op afvaart, eerst allemaal lichtjes aan de horizon, die uitgroeien tot wolkenkrabbers, waar je vlak voor aanlegt, stukje vooruit, stukje achteruit, honderd keer erger dan inparkeren. Omdat het al bij middernacht was, hadden we bedacht dat ik deze nacht nog op de boot zou doorbrengen. In het holst van de nacht een kamer zoeken, dat is niks gedaan.

Maar zo ging het niet, dat wilde de douane niet hebben. Ik moest van de boot af, zei de shipping agent. Hij wist wel een hotel voor me.

Dus hij nam me om half twee mee, en zette me af bij het Regente Palace Hotel. Alles glom van de messing, overal muzak, wel duizend soorten creditcard waarmee je kunt betalen, parfumwinkeltjes binnen, er schoot een mannetje in livrei op mijn bagage af, terwijl de agent zei dat ze hier hun gasten altijd onderbrengen.

Kortom, zo'n hotel dat ik zelf nooit zou nemen, al helemaal niet voor de 55 dollar (US) die het kost. Maar midden in de nacht doe ik daar niet moeilijk over. Inmiddels heb ik een slaapplaats in een jeugdherberg die acht keer goedkoper is, The Tango Inn.

Onderweg naar dat hotel zei de agent, toen hij hoorde dat ik voor het eerst hier ben, dat ik wel een beetje op moet passen in Buenos Aires. Wat is hier dan het grootste gevaar, wilde ik weten. ,,The people'', zei hij.

Welkom in Argentinie.