zondag 29 juni 2003

Das Boot




Vrijdag ben ik met Rijndert wezen kanoën, stroomafwaarts over de Pelly River. Dat is de ultieme Canadese ervaring, want dit mag dan een groot land zijn, qua water is het ook niet misselijk. Als je twee dartpijltjes in de kaart van Canada gooit, heeft iemand me verteld, en je trekt een lijn tussen de gaatjes, dan kun je die afstand varen en hoef je onderweg nooit meer dan 13 mijl te lopen.

Een week eerder hadden we al geoefend op een meer en dat ging best, hoewel ik het niet zo heb op die wiebelige bootjes. Ik heb wel een zwemvest om, maar als je omslaat belandt je fototoestel op de rivierbodem en glipt je beurs uit je zak. En kom in een ander land maar eens aan een nieuwe creditcard.

De boot is een groen langwerpig ding van fiberglass, nog zonder naam maar Rijndert is van plan er Das Boot op te schilderen. We lieten hem bij Ross River in het water. Ross River is een plaatsje stroomopwaarts van Faro, 63 kilometer over de weg. Er wonen enkel indianen, of first nations people zoals je ze hoort te noemen, er is een pontje over de rivier en een mooie hangbrug. Er is ook een airstrip, maar daar landt nooit iemand want een van de inwoners schijnt op de vliegtuigjes te schieten.

Op het laatste moment besloten we om Sam, de Engelstalige hond, mee te nemen. Al is het een enthousiaste pup van acht maanden, die enkel naar zijn baas luistert als er geen andere honden in zicht zijn om hard naar toe te rennen. En al heeft Sam nog nooit in een kano gezeten. Gewoon proberen, en hopen dat je niet omslaat.

We sloegen niet om, want Sam hield zich overwegend rustig. In het begin vond hij het eng, leek het wel, want er was nogal wat voor nodig om hem in Das Boot te krijgen. Hij ging vrijwel dadelijk tegen mij aan liggen met zijn kop berustend op mijn lies. Het grootste deel van de reis lag hij keurig in het midden te slapen. Maar soms stond hij ineens op, het liefst op momenten waarop wij met alle kracht bezig waren niet tegen een oever te botsen, over rotsen te schuren of een ingewikkelde draai te maken.

De natuur langs Pelly River is mooi (bomen met de wortels in het water, eilandjes van kiezelsteen met witte verweerde stammen erop, bergwanden die net versleten zandkastelen zijn, vergezichten met heuvels in de verte) maar er is wat te veel van. Een uur is het mooi, twee uur ook wel, maar na vijf uur neemt de belangstelling een beetje af, en concentreer je je vooral op het regelmatig scheppen met de peddel.

Want kanoën is een eenvoudige bezigheid, een sport voor robots, je klauwt vooruit door het water en stuurt daar een beetje bij, nu eens links, dan weer rechts. ,,Het is een gek idee dat die goudzoekers en huidenhandelaars van anderhalve eeuw geleden precies hetzelfde zagen als wij nu'', zeg ik onderweg ergens. ,,Die deden het tenminste met een doel'', zegt Rijndert terug.

Dat was toen we nog gesprekken hielden. Tegen de tijd dat we in de buurt van Faro komen roeien we zwijgend door. Zelfs Sam lijkt er zijn bekomst van te hebben. Hij kijkt rusteloos heen en weer en volgt enkele rondzwalkende oeverzwaluwen zo intensief dat ik bang ben dat hij alsnog van boord zal springen.

Dan zien we de brug bij Faro, een groengeverfd metalen ding dat een zingend geluid maakt als er een auto over rijdt. Krachtig peddelend voorkomen we dat Das Boot in het zicht van de haven tegen de betonnen pijler van de brug slaat en leggen we aan bij de plek waar we een van de auto's (de andere staat in Ross River) hebben achtergelaten. Het duurde zeven uur en veertig minuten, drie koffiepauzes op riviereilandjes meegerekend, ik voel me uiterst voldaan dat ik het gehaald heb. Maar een fanatiek kanovaarder zal ik nooit worden.