De Amish, dat godvruchtige volkje oorspronkelijk uit Zwitserland dat nog in de achttiende eeuw leeft, daar geloof ik niet meer in. Dat wil zeggen, ze bestaan wel, maar het is niet zoals het in kranten en bladen staat. Daar lees je altijd dat ze geen knopen aan hun kleren hebben want dat is een teken van ijdelheid. Ze rijden met paard en wagen, doen niet aan geweld, en ze hebben elektriciteit noch stromend water. Dat lees je altijd, in stukjes met een ondertoon van 'die mensen zijn zo gek nog niet, want kijk eens wat wij allemaal aan luxe hebben en zijn we er soms gelukkiger door?'
Ik heb nu twee Amish ontmoet. Ze zaten bij mij in de bus, dus dat van die paard en wagen is hooguit iets wat ze voor toeristen volhouden. Het is een jong stel, waarvan de jongen net zo'n baard en haar heeft als Abraham Lincoln, en het meisje draagt een kapje net als het melkmeisje van Vermeer. De jongen heeft een hoed op, een wit overhemd en een zwarte broek met bretels, het meisje heeft een rok en een soort ding erover met pofmouwen, alles klassiek dus. Maar in de broek van de man zitten gewoon knopen en zodra ze iets interessants zien trekken ze hun autofocuscamera met zoomlens of hun verrekijker. Ook hebben ze beide een walkman, ze gebruikten de koptelefoons ervan om het geluid van de videofilms tijdens de rit te kunnen horen. Nu en dan bladeren ze in meegebrachte literatuur. Niet de Schrift, maar gewone glansbladen over woninginrichting en tuinieren.
,,Ik ben vorig jaar in Nederland geweest'', vertelt de jongen me. ,,Ik maakte een reis door Zwitserland, Oostenrijk, Duitsland en Nederland. We staken met de boot over.'' Wat vond U van Nederland, wil ik van zijn partner weten. ,,Ik was niet mee'', zegt ze, een tikje kortaf. ,,We waren toen nog niet getrouwd. We hadden net verkering, toen ging hij een maand op vakantie.'' Een echte romanticus, zeg ik gekscherend. Ze knikt met een 'vertel mij wat' gezicht.