zondag 18 oktober 2009

Jud Süß

met gratis broodjes



Propaganda is reclame met een politiek tintje, en de film Jud Süß van Veit Harlan uit 1940 is een interessante. Alleen al omdat je hem zelden in de bioscoop kunt zien en er over geschreven wordt alsof de film hypnotische krachten heeft: een keer kijken en je hebt pardoes een hekel aan joden.

Want daar was de film in 1940 voor bedoeld. Hij is destijds door tenminste 20 miljoen mensen gezien.

Hij is losjes gebaseerd op de achttiende-eeuwse raadgever en bankier van de hertog van Württemberg. Toen die hertog overleed na een hartaanval, werd Süß Oppenheimer meteen gearresteerd, want populair was hij niet en bovendien joods. Hij kreeg de kans zich te bekeren, wat hij weigerde. Hij werd in Stuttgart opgehangen.



Historisch zitten er nogal wat haken en ogen aan de zaak, maar in de op last van Goebbels gemaakte film is Oppenheimer een sluwe, geile en meedogenloze figuur.

De domme en ook al geile hertog windt hij moeiteloos om zijn vinger, hij bezorgt hem geld, jonge meisjes en bijna de absolute macht. Gelukkig zijn er rechtschapen Duitsers die dat voorkomen en de listige adviseur ophangen. Zijn ergste vergrijp in de film is dat hij het onschuldige meisje Dorothea verkracht.

Zondagochtend werd de film vertoond in Tuschinski in Amsterdam, omdat het de week van de geschiedenis is. Het was maar een tientje, er was ook een docu over de beeldvorming van Arabieren in de Westerse film en je kreeg er gratis broodjes bij. Jan en alleman heeft eraan meebetaald, tot en met de Stichting Centrum voor Propaganda voor Eenheid in de Vakbeweging toe.



Hij mag enkel vertoond worden, vertelde Frits Barend die de film inleidde, als er een discussie na is.

Het was een belabberde inleiding. Barend had het over regisseur Velt Harlan, hij zei dat de film nu voor de eerste keer in Nederland vertoond werd, hij noemde het boek 'Het zijn net mensen' van forumlid Joris Luyendijk 'Het zijn net helden', en meende dat de premiere van de film in Duitsland was geweest, terwijl die op het filmfestival van Venetie was.

,,Ik ga niet zeggen, ik wens u een prettige vertoning'', sloot hij af.



Dat was het natuurlijk wel, want het was voor het grootste deel een goede filmkopie, met de Nederlandse ondertiteling van toen. De vermeed opvallend het woord 'Jood' zoveel mogelijk. Op een gegeven moment roept iemand Judenhure! en dat werd volgens mij niet eens vertaald.

Regisseur Harlan wist hoe het moet: het anti-joodse ligt er niet dik bovenop want dan haken kijkers af. Met acteur Ferdinand Marian zet hij een fantastische engerd neer, een soort Mephistopheles. Overigens vond ik bij het herzien van de film de brave jonge Duitser Faber eigenlijk nog meer een griezel. De nadruk op seks is opvallend: al in een van de eerste scenes zien we blote borsten.

De latere regisseur Michelangelo Antonioni was er in 1940 van onder de indruk. ,,Ik zeg het zonder reserves: als het hier om propaganda gaat, dan begroeten we propaganda. Dit is een pakkende, indringende, buitengewoon effectieve film'', schreef hij.

Nazi-propagandeminister Joseph Goebbels schreef: ,,Een antisemitische film, zoals we hem ons enkel kunnen wensen.''



,,Ik kan begrijpen dat u even stil bent'', zei Frits Barend na afloop. Dat was niet zo, iedereen zat al te kletsen.

Bij hem schoven journalist Joris Luyendijk aan en David Barnouw van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. Er begon een politiek correct nagesprek waar je de broek van afzakte.

Luyendijk vond dat je deze film zeer zeker niet op tv kunt vertonen, want hij had zichzelf er een paar keer op betrapt dat hij een hekel aan Jood Süß had gekregen. ,,Je moet jezelf steeds corrigeren'', zei hij, en kijkers van nu kunnen dat niet. Dus: niet zomaar laten zien.

Hij weet vermoedelijk niet dat je hem op internet kunt bekijken, weliswaar Hongaars ondertiteld, en op deze twijfelachtige Amerikaanse site zonder die ondertitels, beide zijn met koptelefoon op best te volgen. En wie een betere versie wil, kan hem op dvd bestellen.

Barnouw kreeg de vraag hoe het de medewerkers van de film was vergaan. Hij gaf een antwoord in de trant van dat die allemaal de dans zijn ontsprongen.

Niks over acteur Ferdinand Marian die na de oorlog niet meer mocht acteren en zich tegen een boom dood heeft gereden.

Niks over Heinrich George (de hertog) die in '46 in concentratiekamp Sachsenhausen, onder Russische leiding toen, overleed. Zijn botten zijn pas in 1994 herbegraven in Berlijn.



Niks over de naoorlogse processen (het stukje hierboven stond op 15 december 1949 in de Leeuwarder Courant) tegen filmer Veit Harlan, waar hij zich een keer zo opwond toen iemand werd doorgezaagd over het vermeende naaktzwemmen van Kristina Söderbaum, zijn vrouw en Dorothea in Jud Süß dat hij een hartaanval kreeg.

Hij overleed er niet aan. Hij maakte zelfs nog een aantal films, maar Jud Süß zou hem blijven achtervolgen. Stanley Kubrick, die met een nicht van Harlan getrouwd was, had ooit plannen om er een film over te maken.

,,Zullen we weg'', zei Ronald, die zich ook al zat op te winden over de kletskoek op het toneel.

We misten daardoor de gratis broodjes, maar als je van Jud Süß iets opsteekt, is het wel dat dingen nooit gratis zijn.

(PS: volgend jaar komt er een speelfilm over Jud Süß en Ferdinand Marian)