Boudewijn Büch schreef in 1990 een boekje vol weetjes over de Duitse dichter en alleskunner Johan Wolfgang von Goethe (‘Goethe en geen einde’). Daarin meldt hij een artikel van ene Kleinpaul uit 1930, met als titel ‘Konnte Goethe schwimmen?’. Hij vertelt er verder niks over en dat artikel is onvindbaar, dus misschien was het een verzinsel.Een week na bovenstaande column zwom ik weer in de Dokkumer Ee bij Burdaard. Nu niet alleen met Anita, maar met een soort Burdaarder zwemclub, die zich ook heeft opgegeven voor het Inktpotevenement in Leeuwarden. Dat ging allemaal te water, zodat ik kon vaststellen dat ik een beetje een middenmoter ben qua snelheid.
Maar een paar jaar geleden verscheen er nog zo’n boekje, ‘Goethe, die 101 wichtigsten Fragen’, van Gero von Wilpert.
En verdomd. Daar staat het, op pagina 27. Goethe kon zwemmen. Als student in Leipzig ging hij al naakt te water, liefst in zeer koud water, voor de gezondheid. In Zwitserland werd bij daarbij bekogeld door Zwitsers, die het aanstootgevend vonden. Dat was baden; zwemmen leerde hij in 1778, toen hij 29 was en weer in Zwitserland. (Hij schrijft er niet over, anders dan over het schaatsen, dat hij ook al kon en graag deed).
Sinds donderdag hebben Goethe en ik iets gemeen, want ik ben de Dokkumer Ee in gesprongen en heb er een eind in gezwommen met zwemlerares Anita uit Burdaard. ‘Bruin water’ noemen echte zwemmers dat en dat is terecht. Anders dan in zwembaden, waar je de lijnen op de bodem kunt volgen, is dit ondoorzichtig en wil je het niet in je mond.
,,Zo”, zei Anita, toen we weer op het droge stonden. ,,Dat was 1000 meter.”
,,200 meter minder toch?”, zei haar zoon, die foto’s had gemaakt. Hij had gelijk, zag ik bij het nameten op de kaart, maar Anita wilde mijn gevoel van trots niet bederven en hield vast aan de kilometer.
En trots was ik zeker, want dit heb ik als ex-niet-zwemmer toch maar in een maand voor elkaar gekregen. Dat Inktpotevenement in september bij de Prinsentuin, waar het om begonnen was, gaat ook lukken.
Het enige minpuntje: na zoiets heb je een paar dagen pijn op plekken waarvan je niet eens wist dat er spieren zaten. Of ik dat gemeen heb met Goethe weet ik niet, want ik kon nergens in de boekjes iets over spierpijn vinden.
,,Waar gaan we heen?", vroegen anderen, toen we al in het water waren.
,,Naar Wopke!", riep Anita. ,,En dan weer terug."
Ik nam aan dat het voor Burdaarders wel duidelijk was, maar iedereen vroeg aan elkaar wie Wopke was. Het bleek een vriendelijke oudere dame (ze is 75, als ik het goed heb onthouden) die drie keer per week bij Anita zwemt. Ze woont verderop aan de Ee en stond klaar met een schaal vol stukken meloen. Het was denk ik 1200 meter, heen en weer.
Bij de terugkeer in de tuin van Anita was ze er ook en ze sprak me meteen aan. Voorheen wist ze niet wie ik was, zei ze, maar nu wel en sinds de vorige column over zwemmen volgde ze me op de voet.
Hoe kwam het, vroeg ze, dat ik me voor Goethe interesseerde. Ik vertelde dat hij een favoriet van pake was geweest en ik daar wat van had meegekregen. Zelf bleek ze dat ook een beetje te hebben want ze was op verschillende plaatsen geweest waar Goethe ook had gewoond, vertelde ze.
Burdaard. Het wordt ernstig onderschat.
(Een plaatje van Goethe aan het zwemmen is er volgens mij niet. Wel de bovenstaande gravure van Wilhelm von Kaulbach, waarop Goethe schaatst. Het is trouwens dertig jaar na zijn dood gemaakt.)