woensdag 1 juni 2011

Een held op roze sokken



Wat bezielt schaatsers die altijd tiende of elfde of zo worden bij grote wedstrijden? Ik vraag het me al lang af, omdat sporters me mensen lijken die willen winnen en niet tot een soort middelmaat behoren.

Dat kon ik mooi aan Erben Wennemars vragen, die in een huiskamer in Achlum een verhaal vertelde over hoe hij aan tegenslagen uit zijn schaatsloopbaan toch wat had gehad. Zoals zijn val in Nagano, waarbij zijn schouder uit de kom ging.

Hij is zo iemand die je als buurman zou willen hebben, altijd wat te melden (,,ik vind alles in eerste instantie prachtig'') en je mag vast zijn gereedschap lenen. Hij praat zo geestdriftig dat de woorden zijn mond uit struikelen. ,,Wat is dit geweldig!'', zei hij halverwege ineens. ,,Zit ik hier in een huiskamer te praten! Wie heeft dit bedacht?''

Zelf is hij niet iemand om nummer tien te willen worden, hij is van het winnen. Als je tegen hem zegt: zullen we doen wie het eerst zijn koffie opheeft doet hij het nog. ,,Het gaat om winnen of verliezen'', zei hij. ,,En om wat je ermee doet en ervan leert.''

Vroeger liet hij zich daar nog door allerlei flauwekul van afhouden, vertelde hij. Als jongetje droomde hij er wel van om schaatskampioen te worden, maar dat was niet serieus, het was zoals andere jongens ervan dromen astronaut of piloot te worden.

,,Ik kom uit Dalfsen'', bedacht hij dan. Hoe zou nou iemand uit Dalfsen kampioen worden. Als je ook nog eens van de boerderij komt...

Ard Schenk, dát was in zijn ogen een kampioen. ,,Die kwam ook uit een dorp, maar zijn huis stond natuurlijk in het centrum en hij had boven een kamer met een bed erin en een bordje erboven: 'HELD''', beschreef Wennemars. Zo stelde hij zich dat vroeger voor. Onzin, natuurlijk, maar daar moet je wel eerst achter komen.

Maar wat kan dan de droom zijn van mensen die altijd in de middenmoot eindigen?

,,Die vinden het leventje mooi'', meent Wennemars. ,,Suptoppers zijn bezig met het leventje.'' Dat zijn mensen, met andere woorden, die zeggen dat ze meedoen al fantastisch vinden en dat nog menen ook.

De beste vraag in de huiskamer was de laatste: ,,Waarom heb je roze sokken aan?''
Hij trok zijn broekspijpen op en inderdaad: roze sokken.

,,Omdat ik rebels ben'', zei Wennemars.

Als ik hem was hing ik een bordje HELD boven mijn bed.

(Deze is al van zondag, hij stond vandaag in de krant als column. Daarom nu pas op de site, in een iets langere versie en met een foto. Toen ik opstond - ik zat een tijdje gehurkt - om de foto te maken vroeg Wennemars verbouwereerd: ,,Je gaat toch niet weg?'')