vrijdag 11 juli 2003
Mount Marathon
Eens per jaar, op 4 juli, vliegen inwoners van Seward en andere sportgekken de berg op, die vlak achter het stadje ligt, Mount Marathon. Ze starten bij de bank, rennen door de straten naar waar de race trail begint, gaan zo hard mogelijk naar de top en dan weer omlaag de stad in. De berg is iets hoger dan 3000 foot (een kilometer) en het record staat al sinds de jaren tachtig op 43 minuut 23 seconden. De man die dat record vestigde is een crosscountry-skier.
De berg ziet er niet moeilijk uit om te beklimmen. Vanuit pension Moby Dick waar ik logeer kijk ik er recht tegenaan. Het is net een berg uit een kindertekening. ,,Daar ga ik morgen bij op'', kondigde ik eergisteravond aan. ,,Why go up there?'', vroeg een pensiongaste. ,,It's probably a man thing.''
Het pad voor hikers begint met een zandpad voor jeeps. Dat zigzagt steil omhoog, zodat je na een paar kronkels al moe bent, en ook al verrassend hoog boven de stad. Voorzover je de stad ziet, want op het eerste stuk staan hoge bomen met dikke kronkelige wortels en lange stammen.
Daarna verandert het landschap in grassig gebied, waar het pad doorzigzagt tussen van die schermbloemen die ze vroeger op Ameland honnemiegers noemden (ze lijken er tenminste op) en allerlei paarse, oranje en witte bloemetjes. Ik heb niet de puf om er mijn fototoestel voor uit mijn rugzak te vissen.
Twee jongens uit het stadje passeren me. ,,Are you racing to the top?'', vraag ik de achterste. ,,I'm not that crazy'', zegt hij. ,,It's going down I'm most worried about though.''
Oeps.
Dat is ook zo: straks moet ik dit steile stuk weer naar beneden. Ik glij er nu al soms op uit. Maar vooruit, als talloze mensen hier op 4 juli op en neer rennen moet het allemaal mogelijk zijn.
Hogerop is de berg alleen nog maar houtskoolkleurige gravel, platte steentjes die onder mijn schoenen naar beneden rollen. Nu en dan steken er rotspunten uit, maar die bestaan als je ze vastpakt uit gravel dat nog niet los is. Een paar keer moet ik terug omlaag omdat ik de trail kwijt ben en ik vruchteloos tegen de berg op scharrel.
Bovenop de top is een klein weilandje, zo pardoes dat ik het niet zag aankomen. Rondom besneeuwde toppen, ver beneden Seward aan een baai met rotsen erin, aan de overkant meer besneeuwde toppen. Voldaan eet ik een appel.
Een vrouw uit Seward, die vorige week aan de race meedeed (ze haalde het in anderhalf uur) vertelt me dat ik naar beneden dat brede pad daar door de gravel moet nemen en er goed mijn hakken in moet zetten. ,,Be careful'', zegt ze. ,,People do get hurt.''
Maar het is een makkie. Je loopt al remmend naar beneden door het rollende gravel, het zit in tussen lopen en glijden eigenlijk, en je leunt een klein beetje achterover. Voor je het weet ben je een heel eind lager.
Dat wil zeggen, de eerste tien minuten is het een makkie. Dan begin je je knieen te voelen. Niet dat ze zeer doen, maar ze voelen slap, of ze met hetzelfde gemak naar achteren zouden kunnen buigen als naar voren. Dat wordt steeds meer zo, helemaal waar het gravel ophoudt en ik weer in het groene gebied kom.
Daar raak ik bovendien ook nog het pad kwijt. Het spoor dat ik volg houdt zomaar op bij een beekje door een bedding van stenen, dat vrij steil naar beneden klatert.
Naar boven ga ik onder geen voorwaarde meer, dus ik besluit de beek te proberen. Af en toe glij ik, af en toe zet ik me schrap met een voet tegen de bermrand, soms is er een klein recht stukje. Mijn knieen voelen als slap rubber en er lijkt geen eind aan te komen, als ik ineens een parkeerplaats tussen de bomen zie, ergens in de diepte. Nog even een heel naar stukje, waar ik mijn hand gemeen openhaal zodat ik mooie bloedafdrukken nalaat voor de wolven en de beren, en dan ben ik er.
Op de parkeerplaats willen mijn knieen amper nog. Ik loop als een half kreupele, af en toe zak ik een beetje door mijn benen.
's Avonds als ik naar de bioscoop loop (je moet jezelf belonen voor zo'n prestatie) heb ik nog steeds knikkende knieen, maar ik laat het zo weinig mogelijk merken. Want rechts van me ligt Mount Marathon naar me te kijken. ,,Je kunt daar wel stoer liggen'', zeg ik hardop. ,,Maar ik heb boven op je gestaan, fucker.'' Het is met dit bergbeklimmen al net als met andere stoere outdoorsdingen: het is vooral leuk als het achter de rug is.