dinsdag 31 mei 2005
Mijn pen
Dit is een sentimenteel verhaal.
Ik was in 2003, toen ik een jaar vrij had, ook in Seattle. Daar zag ik in de bioscoop '28 days later...', een Britse film over zombies.
Spannend genoeg, daar niet van. Toch voelde ik halverwege dat mijn pen niet meer in mijn broekzak zat. En ik hield fanatiek een dagboek bij, want niks is zo leuk om in een cafe te gaan zitten schrijven. Als je werkt heb je daar geen tijd voor, als je vrij bent des te meer.
Vervelend - straks moest ik op zoek naar een winkel met pennen, en daar dan weer nadenken over wat voor een pen en waarom dan juist die. Al dat gelazer waar ik een hekel aan heb.
Aan het eind van de film lees ik - als een van de weinigen - de hele aftiteling. Dus pas als het licht aangaat, sta ik op. En kijk eens: daar lag tussen de stoelen in de bios van Seattle een pen. Niet die van mij, een veel mooiere. Een Parker. Hij was blauw gemarmerd en flonkerde me tegemoet. De een na onderste van onderstaand plaatje.
De pen was een gouden vondst. Hij ligt fijn in de hand, je doet ongelooflijk lang met een vulling en hij doet het altijd. Het aan/uit mechanisme is heel elegant want je moet draaien in plaats van drukken en je vingers ruiken na een tijdje schrijven naar koper.
We waren onafscheidelijk, mijn pen en ik. Hij ging mee de Rocky Mountains in, de Transsylvaanse Alpen, de Andes; hij zat in mijn zak tijdens allerlei Greyhoundbustochten en op een vrachtboot naar Argentinie, hij was op Vuurland, en zelfs op Terschelling, toen ik alweer terug was bij de krant en naar Oerol ging (,,Wat in nichterig pentsje'', spotte recensent Jacob Haagsma, die zulke zaken niet begrijpt). In Berlijn had ik hem in de hand toen ik met de weduwe van Stanley Kubrick sprak, in New York tekende ik er pas nog rekeningen mee, en bij de eerste opnamen van 'Audysje Dankert & Dankert' hield ik hem intelligent tegen mijn lippen.
Tot voor-vorige week. Want toen ging hij stuk. Het draaimechanisme was gebroken.
Ik naar De Boer, de kantoorboekhandel.
,,U hebt levenslange garantie'', zeiden ze. ,,Maar we moeten hem naar Engeland opsturen.''
Vorige week belde de boekhandel. Er was een brief van Parker in Engeland. Mijn pen kon niet gemaakt worden. Ik kon een andere krijgen, maar die is zwart. Want die gemarmerde maken ze niet meer.
Zo een dus (een na onderste):
Ik belde met Parker in New Haven, East Sussex. Want in de brief stond ook, dat ik de blauwe niet meer terugkreeg.
,,Inderdaad'', zei een dame in keurig Brits. ,,We kunnen de pen vervangen, maar dan krijgt u een zwarte. Of we sturen u de blauwe terug, als u dat wilt.''
,,Maar kunt u niet die zwarte schacht door een blauwe vervangen?'', probeerde ik. Maar dat kan niet: de onderdelen zouden niet passen.
,,Kan ik die blauwe niet ook terugkrijgen?'', drong ik aan. ,,Ik wil er best voor betalen.'' Want na zo'n trouwe vriendschap verdient zo'n pen een rustplaats op mijn bureau, ook al schrijft hij niet meer.
,,Nee, dat is nu eenmaal het bedrijfsbeleid'', zei de dame. ,,We kunnen de gemarmerde blauwe wel terugsturen met een lijst van bedrijven in de UK die de pen misschien nog kunnen repareren.''
,,Wat gebeurt er met die blauwe als ik de zwarte pen neem?'', wilde ik weten.
,,Die bewaren we zes weken, voor als u de zwarte toch niet mooi vind'', zei ze begripvol. Ze krijgen kennelijk wel vaker zeikerds als ik aan de lijn.
Dus ik sta voor de keus. Mijn vertrouwde blauwe, die het niet meer doet, of een onbekende, nieuwe zwarte die het wel doet. Neem ik de zwarte, wordt de blauwe na zes weken genadeloos gerecycled.
Ik weet best wat de verstandigste beslissing is. Toch voel ik me als een klein kind, dat zijn favoriete teddybeer kwijt is en nu vervanging krijgt aangeboden.