maandag 4 mei 2009

Dodenherdenking






1.

We zijn geen twee minuten stil geweest, maar dat hoeft ook niet echt, zei Ellen. ,,Als je er maar aan denkt, daar gaat het om.''

Zij heeft recht van spreken. Ze ligt in het MCL, waar een week geleden zomaar pardoes kanker bij haar is vastgesteld, die bij de nieren is begonnen maar overal uitzaaiingen heeft. Cock zei dat ze er zo mager uitziet, maar dat vond ik wel meevallen.

Op een bijna harde manier is ze er nuchter onder, ook omdat het zo onwerkelijk is. Ze is al min of meer ,,opgegeven'', zoals ze het zelf noemt. Ze probeert een geneesmiddel uit dat uitstel kan brengen, maar de effecten daarvan zijn over twaalf weken pas zichtbaar en de arts hield een slag om de arm of ze dat wel haalt.

We hebben het daarnaast uitgebreid over Sunneklaas gehad, over de fles Nobeltje die in de vensterbank staat, over de nieuwe zoon van Jacob en Ingrid, over Koninginnedag in Hollum, die ze door dit moest missen. Naar Oerol wil ze wel.

2.

De optocht bij Koninginnedag deed er donderdag lang over om bij de Zwaan voorlangs te komen. Hij rijdt om, vertelde me iemand, langs de woningen van drie ernstig zieken, onder wie Onno.

Onno is een sympathieke vent, wiens minstens zo aardige moeder Janke mij in Ballum elk jaar tot Sint Nicolaas schminkt. Hem trof ik voornamelijk op feestjes, en hij zat bij het korps. Af en toe was hij erg ziek, maar een volgende keer was hij er meestal weer bovenop. Zo leek het steeds te lopen.

Ik nam me op Koninginnedag voor om hem een kaart te sturen, nu het slecht met hem ging, maar op 1 mei is hij overleden. Vandaag staat er bijna een pagina overlijdensadvertenties in de Leeuwarder Courant. Vaarwel Onno.

3.



Meneer Van der Linden, bij wie ik vroeger in de kost heb gezeten, wandelt elke dag twee keer een uur. Met een rollator en heel langzaam, want midden tachtig loop je niet zo kwiek meer.

Hij vertelde vanmiddag dat de beelden van de aanslag op Koninginnedag hem zwaar hebben aangegrepen. In de oorlog heeft hij twee jaar in Hamburg moeten werken, en dat was allemaal teruggehaald door de opnamen uit Apeldoorn van mensen die op straat liggen en geuniformeerden eromheen.

Die oorlogsdingen hadden bij hem verder nooit zo'n rol gespeeld: direct na de oorlog ging hij kloek aan het werk, hij ontmoette zijn vrouw, kreeg vijf kinderen, heeft nu zeven kleinkinderen en had in de jaren zeventig bovendien nog eens een dertienjarig jongetje van Ameland in de kost, dat naar Leeuwarden op school ging.

,,Maar nu ik ouder word, komt het heel erg terug'', bekende hij. Zo erg zelfs, dat hij er lichamelijk onder ging lijden, klachten aan van alles kreeg en het na onderzoek uiteindelijk psychisch bleek te zijn: hij was depressief. De menselijke geest is een eigenzinnig ding.

Hij voert gesprekken met een arts, al een half jaar of zo, waarbij hij soms zo emotioneel wordt dat het hem zelf verbaast. Dat helpt allemaal.

Maar nu voelt hij zich door die beelden weer terug bij af. ,,Net of al dat werk voor niks is geweest'', zei hij.

Voor een dodenherdenkingsdag was dit een behoorlijk trieste.

(De foto is van het ANP)