In 'Ter Navolging', het boek van Kees 't Hart dat nu voor de Akoprijs genomineerd is, staat op pagina 424:
,,Ik had gisteren een gesprek met een journalist van de Leeuwarder Courant, de heer A. Walthaus. Hij leek me betrouwbaar. Ik heb hem meegenomen naar de zolder en hem de verzameling boekjes laten zien. Hij liet gelijk een fotograaf komen en zei dat er aanstaande vrijdag een artikel over in de krant komt.
Hij vond het allemaal erg bijzonder en beloofde ' met enige ingetogenheid' over ons te zullen schrijven: onze namen worden niet genoemd.''
Het is een verrassing om je eigen naam tegen te komen in de Nederlandse Literatuur. Ik had het een beetje aan zien komen, ik had een namaakkrantenberichtje voor Kees geschreven dat ook in het boek voorkomt. Dus ik dacht, zo'n bedankje aan het eind zit er wel in. Maar een echte bijrol, dat had ik niet vermoed.
Het is nog mooier als je bedenkt dat die juryleden van de Akoprijs, Paul Rosenmoller voorop, die naam dus ook hebben gelezen. ,,Zeker een verzinsel van die 't Hart'', hebben ze tegen elkaar gezegd. ,,Wat een malle naam voor een journalist! Die man kan het mooi opzeggen, we zetten hem op de lijst.''
En over honderd jaar, als iemand een scriptie schrijft over Nederlandse literatuur aan het begin van de 21-ste eeuw, dan komt dat meisje tot de conclusie, dat het misschien een woordspeling is met bos en huis, die ze in haar tijd niet meer kunnen begrijpen.
Dat is een plezierige gedachte. Ik hoop dat Kees die prijs wint.