Op het balkon van de Harmonie sprak Piet van de Wal me aan, leraar en oud-raadslid. Collega's van hem, aardige maar ook heel erg keurige mensen, ,,een soort Avro-leden'', waren bij mij over de vloer geweest tijdens monumentendag, vorige week.
Aan het eind van die dag zaten ze op een terras en daar zat Piet ook. ,,We zijn ook bij die jounalist in huis geweest'', vertelden ze. ,,Wat een bende was het daar! De afwas stond nog gewoon op het aanrecht. En hij had toch wel even een bloemetje kunnen neerzetten?''
Dat trof me toch wel. Er stonden op monumentendag twee bossen bloemen in mijn kamer, maar die hebben ze door de drukte misschien niet gezien. En die afwas, dat waren de kopjes waar de vrijwilligers koffie uit dronken, die in mijn huis alle bezoekers - het waren er minstens achthonderd - te woord stonden. En netjes was het ook, want elke week boent Aukje zich hier in het zweet.
Ik troost me maar met de gedachte dat ik een paar dagen na monumentendag de kleinzoon van Obbe Rommerts (woonde anderhalve eeuw terug in mijn huis) op bezoek had. Die had erover in de krant gelezen, een heer van achter in de tachtig die jaren rechter is geweest en in 1928 voor het laatst in mijn huis was geweest.
Over de bende heb ik hem niet gehoord, want het is bij mij helemaal geen bende, alleen maar over zijn ongehuwde tante Kee, die altijd snoepjes had en hoe de gang vroeger helemaal doorliep tot aan de tuin.