vrijdag 11 juli 2014

Dode schrijvers en la Mattchiche



En terwijl de kring om ons steeds aangroeide, tot het een gansche volksverzameling geworden was, waarin zich al heel spoedig de strenge figuur van een Oosterbeekschen veldwachter vertoonde, zong Naphta in vervoering een onzer schoonste Napolitaansche liederen, het melancholieke Senza Core.
Dat trok!

,,'t Is geen Fransch, wat ze zingen", merkt een juffrouw op, die in diepe aandacht achter ons te luisteren stond.
,,'t Is Italiaansch", verklaarde een deftig heer, die een beter plaatsje zocht, blijkbaar om onze Italiaansche typen te bestudeeren.
,,'t Zijn Italiane", ging het bliksemsnel de kring door en de belangstelling was plotseling verdubbeld. We begrepen, dat het zaak was om toen in ons Italiaansch repertoire te blijven.


Dat stukje komt uit Avonturen als Straatmuzikant, dat ik vorige week vond in die container vol boeken. Niet een boek waar ik naar op zoek was, maar wel een waar ik benieuwd naar was.

Max Blokzijl, die later zou worden doodgeschoten vanwege zijn propaganda-radiopraatjes tijdens de bezetting, en Jean-Louis Pisuisse, die later zou worden doodgeschoten door de minnaar van zijn vrouw, schreven het. Ze waren toen nog jonge journalisten bij het Algemeen Handelsblad (nu NRC Handelsblad) en deden zich een week voor als straatmuzikanten.
We waren beiden jong, beiden Amsterdamsch journalist, beiden beu van uitslaande branden die met koolzuurspuiten en Vechtslangen worden gebluscht, beu van vergaderingen die met gebruikelijke plichtplegingen worden geopend en gesloten, beiden 't snorren naar berichtjes van meer of minder belangwekkend moe, beiden zeer hard verlangend naar iets wat buiten de lijn van ons dadelijksch werk lag, maar toch ook weer niet geheel onvereenigbaar was met den aard van ons beroep en onze natuurlijken aanleg.
Mijn LC-column van vandaag gaat over het boek, dat na dik een eeuw verrassend lekker weg leest.

Het is ook interessant, welke nummers ze vooral moeten spelen. Wat klassiek (het Largo van Haendel), iets dat Schaukellied heet, een walsje, marsen van Sousa, Italiaanse liedjes, soms een ondeugend lied als ze denken dat de luisteraars dat aankunnen en heel vaak La Mattchiche.

Dat was blijkbaar een hit in 1907, en verdomd, de melodie is nog bekend ook, want in de jaren zestig is het nog een carnavalshitje van Leo Kuijsters geweest, De dochter van de slager. Luister maar naar het refrein:




(De laatste foto van Pisuisses gezelschap staat hierboven; hij werd op 6 september 1927 in Leeuwarden gemaakt door de kleurrijke journalist Jean Lenglet.)