Voor me in de propvolle bus naar de Amelander pier stond zondag een man met een papagaai, die om zich heen keek (de papegaai, de man niet), af en toe zichzelf wat pikte of krabde met zijn snavel en verder kalm bleef zitten.
Het dier zat niet op zijn schouder, zoals je op plaatjes van piraten vaak ziet, maar meer naar achter, op de rugzak. Een paar vage witte sporen op de jas leken erop te wijzen dat de papagaai nog niet helemaal zindelijk was.
,,Hij vindt het volgens mij wel gezellig'', zei de vriendin van de man tegen hem. ,,Al die mensen.''
,,Ben je niet bang dat hij wegvliegt?'', vroeg ik. ,,Zometeen op de pier bijvoorbeeld? Dat lijkt me best eng.''
,,Hij zit aan een touwtje'', zei ze en liet het zien. ,,En hij is sowieso niet een wegvlieger.''
,,Maar het is wel een experiment, we doen dit voor het eerst zo. We zijn eigenlijk meer bang dat hij gaat krijsen, want dat is ontzettend luid.''
Het dier krijste niet maar bleef om zich heen kijken nar het geroezemoes van alle andere passagiers, dat hem op zijn gemak leek te stellen. Wel zei hij een keer ineens ,,Hallo'', maar dat hoort zo als je een papagaai bent.