Deze droom was zo helder, dat ik tijdens mijn droom op de een of andere manier al dacht dat het allemaal echt was. Pas vanmorgen, na het wakker worden, realiseerde ik me dat het niet zo was.
Ik zat 's avonds thuis in de kamer toen er ineens drie of vier jongetjes door de deur kwamen. Jaar of twaalf denk ik, verschillend in grootte. Terwijl ik me afvroeg hoe die binnen waren gekomen en een gesprekje met ze voerde, begonnen ze met meubels te slepen, de kamer werd heringericht als een klein theaterzaaltje, leek het wel.
Ze staken kaarsen aan. Ondermeer de vuurtorenkaars die al jaren onaangetast op de schoorsteenmantel staat. Maar ook twee of drie heel wonderlijke: waxinelichtjes in een constructie van papier, die eerst opengevouwen moest worden, zodat er een ingewikkeld schaduwpatroon op de muren geworpen werd. Een beetje zoals Marokkaanse lampen. Ik verbaasde me erover dat ik zoiets in huis had.
De stoelen waren inmiddels gevuld met mensen die ongemerkt binnengekomen waren en die allemaal naar me keken. Zwijgend. Op de voorste rij zat een wat oudere man, die ik ergens van kende maar ik wist zijn naam zo niet.
Vermoedelijk had ik iets verkeerds had gedaan en had dit met de beoordeling daarvan te maken. Ik herinnerde me tenminste iets met overspel.
Omdat dat zwijgende gestaar me begon te vervelen keek ik iedereen stuk voor stuk recht in het gezicht. Verschillende mensen verstopten hun hoofd achter de rug van een ander. Die zullen ervan opkijken als ik hier een column over schrijf, dacht ik. Want het was zonneklaar dat ik dat zou doen, zoiets buitengewoons was me in mijn huis nog nooit overkomen.
Na hun vertrek lieten ze een hondje bij me achter, van groenige kleur. Een speels dier, daar niet van, maar onhandig om te hebben.
Op de een of andere manier was ik daarna hoog op een bouwplaats, je kon het hele terrein overzien, en vertelde ik hierover aan iemand anders. Die knikte en zei ,,Dat zijn de Rozenkruizers geweest, zo doen ze dat altijd." Ineens herinnerde ik me, dat ze allemaal vrij grote kruisen als kettingen om hadden gehad, sommigen hadden ze als oorbel.
Maar dat hondje was lastig, en dat vertelde ik aan de man die me vaag bekend voor was gekomen. Ik kan geen hond hebben, ik ben te vaak weg, zei ik hem. Een mevrouw met kinderen, die ergens boven me woonde, haalde de hond op. Door een raam in het gloeilampverlichte trappenhuis kon ik ze omhoog zien lopen, ze zwaaiden naar me.Raar.
Sommige elementen kan ik wel thuisbrengen. Zo liep ik gisteren een groep Hollumers tegen het lijf, die mijn huis hebben bekeken. We hebben het ondermeer ook over de hond van pa gehad.
Eergisteren zag ik Locke, een geweldige film over een man die in de betonconstructie werkt en overspel heeft gepleegd.
En op mijn slaapkamer draai ik geregeld Timeless Flight van Steve Harley, waarop een lied staat, White White Dove, waar Rozenkruisers in voorkomen.
Meer kan ik er niet van maken. Ik ben lang niet zo creatief als mijn onderbewustzijn.