donderdag 7 februari 2013

Ketelbinkie

Wat een bos haar had die kapitein James Onedin toch!

Er gingen jaren voorbij dat we niet aan hem dachten, maar zondag is acteur Peter Gilmore overleden, die in de jaren zeventig in een klap beroemd werd als James Onedin in de serie 'The Onedin Line'.

James was de opportunistische jonge ondernemer die een bedrijf opstartte als scheepvaartondernemer in de negentiende eeuw. Hij trouwde er zelfs voor met Anne, die als ik me goed herinner een oude vrijster was maar wel uit een familie met geld. In het begin behandelde hij haar als voetveeg, maar geleidelijk bloeide daar toch iets moois. Gilmore trouwde in het echt ook met Anne, dus ga maar na.

Zijn rechterhand was kapitein Baines, die hij altijd bazig boven het geruis van de golven riep: ,,Master BAINES!''. Die moest dan alles opknappen.

De serie was in Nederland zo populair, dat Peter Gilmore in 1974 in Weesp een plaat opnam met zeemansliederen, 'Songs of the Sea'. Hij kwam daar destijds ook mee op tv.

Op de plaat staat ondermeer een Engelse versie van Ketelbinkie, 'The boy from Rotterdam'. Die is hier ook als single uitgebracht, maar die heeft niet veel gedaan. Of Gilmore wel zo'n een begenadigd zanger is geweest, kan iedereen hier beoordelen.

Ketelbinkie (2) 


Ketelbinkie (bij de meesten bekend als 'Toen wij uit Rotterdam vertrokken') is een leuke tekst, van Louis Davids, zo'n verhalende smartlap zoals ze nu in Nederland niet meer worden gemaakt. De zinnen zijn allemaal even lang en lekker ritmisch: het is tada tada tada tada (steeds vier jambes dus) en elke tweede zin heeft een extra, onbeklemtoonde lettergreep. Het gaat over een jochie dat op zijn eerste zeereis overlijdt en overboord wordt gekieperd.

Als je alle regels alfabetisch rangschikt, krijg je een heel ander verhaal. Het is vrij onbegrijpelijk, maar het eindigt een stuk minder treurig.
‘t Was in de Stille Oceaan
Al zeeziek in de foc’sle lag
Als ie dan sjouwend met zijn ketels
Als ketelbinkie bij ons aan boord

Dan schold de man die wacht te kooi had
Dan was het net een brokje wanhoop
Dat was het einde van een zeeman

De kapitein lichtte zijn petje
De man een extra mokkie schoot an
Die ‘t ouwetje niet dorst te zoenen

Die straatjongen uit Rotterdam
Die straatjongen uit Rotterdam
Die straatjongen uit Rotterdam

Hij werd gescholden door de stoker
Die van zijn moeder aan de kade
Die voor de eerste keer naar zee ging

En ‘t ouwe mens een telegram

En als ie ‘s avonds in z’n kooi lag
En brengen schade aan de vracht
En met een één, twee, drie in Godsnaam
En met jenever en citroenen
En moe van ‘t sjouwen eind’lijk sliep
En nooit van haaien had gehoord
En rattenesten in het vooruit

En sprak met grocstem een gebed

En toen de stuurman met kinine
En wonderolie bij hem kwam
Ging ‘t ketelbinkie overboord


In zieldoek en op rooster baren
Met de Edam, een oude schuit
Met kakkerlakken in ‘t midscheeps

Niet van zijn kooi goed opgestaan
Omdat dat niet bij zeelui hoort
Omdat hij al op de eerste dag
Omdat hij haar niet durfde zoenen
Omdat ie om zijn moeder riep

Toen hadden wij een kleine jongen

Toen is ie op een mooie morgen
Terwijl ze brulden om hun koffie
Toen we net de pier uit waren
Toen wij van Rotterdam vertrokken
Uit de kombuis naar voren kwam

Voor ‘t ouwe mens uit Rotterdam
Vroeg hij een voorschot op zijn gage
Want zieke zeelui zijn nadelig

Wat schuchter lachend afscheid nam

Werd hij die dag op ‘t luik gezet
Werd hij weer op de been gebracht