donderdag 16 oktober 2003
De roof
Op maandagavond logeerde ik in Den Bommel, bij tante Coki en oom Govert. Oom Govert komt van 'het eiland', zoals bewoners van Goeree-Overflakkee het noemen, en is dus geen overkanter, iemand uit Rotterdam of Brabant die hier is komen wonen. En hij is al helemaal geen zeeuw , dat is hier pas echt een scheldwoord.
Zijn vader, vroeger wethouder, komt op maandagavond altijd even langs. Het is een glunderende oude meneer, vol verhalen van vroeger, waar ik maar niet genoeg van kreeg. Over Marie de Kikker, die niet echt zo heette, zes kinderen had, maar nooit een man, over de hondenkar waarmee zijn grootvader eens in de week naar Rotterdam ging, en vooral over een stel broers die nergens bang voor waren, die ze in deze streek de bijnaam Pik gaven.
Die broers zeiden tegen boeren: als jij me niet betaalt, gaat je boerderij in de fik. Een keer had een boer midden in de winter politiebewaking gevraagd om dat te voorkomen: vier veldwachters sterk. Het was zo koud, dat de boerin ze even binnenriep voor een warme kop koffie, en precies toen gebeurde het, want daar hadden de broers Pik ondanks de felle kou op gewacht.
Een keer was er een brutale overval geweest. Bij een van de broers Pik werd onder de stalvloer een deel van de geldbuit teruggevonden. Er werd ook iemand anders opgepakt, geen familielid, maar bij de plaats van de overval in Brabant waren een knoop van het vestje van die man en een schroefje uit zijn revolver gevonden. Hij heeft er negen maanden voor gezeten, maar hij heeft altijd ontkend.
Veel, veel later werden die man en zijn vrouw kinds. Zijn vrouw stierf eerder, en een zekere Bassie was eens bij de man thuis. Daar bladerde Bassie in de Bijbel, en hij zag dat er tussen alle bladzijden een bankbiljet zat. ,,Dat moet je niet in een boekie bewaren, dat moet je naar de boerenleenbank brengen'', zei Bassie, die in het bestuur van die bank zat. ,,Dan levert dat geld je nog wat op.''
De oude man voelde daar niets voor, de bank, dat was niks voor hem. Bassie praatte net zo lang op hem in, tot hij akkoord ging. De Bijbel werd boven de tafel leeggeschud. Maar het was nog middagpauze, de bank was tot 1 uur gesloten, dus Bassie nam het mee naar huis en zou het vanmiddag storten.
Om half een belde de oude man: was het geld al weggebracht? Nee, natuurlijk niet, de bank was immers nog dicht! Dan wilde de man het toch weer terug, hij had zich bedacht, het hele plan moest maar niet doorgaan.
Een half jaar later was hij overleden. Nadat Bassie de erfgenamen over het geld had verteld, hebben die het huisje binnenstebuiten gekeerd en de hele tuin grondig omgespit, maar niets gevonden. Vermoedelijk heeft de oude man het verbrand. Maar hij heeft nooit, nooit iets bekend.
(,,Misschien had die Bassie het wel voor zichzelf gehouden'', opperde tante Coki na dat verhaal.
Haar schoonvader had daar al over nagedacht: ,,Dan had-ie zeker niks tegen de nabestaanden gezegd, want die wisten van niets.'')